In maart 1976 terwijl ik thuis in gebed was kreeg ik bezoek van de Here Jezus Christus. Ik was reeds dagenlang in de Geest aan het bidden toen ik opeens de onmiskenbare tegenwoordigheid van God ervoer. Zijn kracht en Zijn heerlijkheid vulden het huis. Een schitterend licht verlichtte de kamer waar ik bad, en een liefelijk en wonderbaar gevoel kwam over mij.
Lichten stroomden in golven, rolden in en over elkaar en scheidden zich weer. Het was een spectaculair gezicht! En toen begon de stem van de Heer tot mij te spreken.
Hij zei: "Ik ben Jezus Christus, jouw Heer, en Ik wens je een openbaring te geven om de heiligen gereed te maken voor Mijn wederkomst en om velen tot gerechtigheid te brengen. De machten der duisternis zijn reëel en Mijn oordelen zijn waarachtig".
"Mijn kind, Ik zal je door Mijn Geest meenemen naar de hel, en Ik zal je vele dingen tonen die Ik wil dat de wereld weet. Ik zal vele malen aan je verschijnen; Ik zal je geest uit je lichaam nemen en je werkelijk naar de hel brengen".
"Ik wil dat je een boek schrijft waarin je vertelt over de visioenen en alles wat Ik je openbaar. Jij en Ik zullen samen door de hel gaan. Maak een verslag van deze dingen die waren, die zijn en nog komen moeten. Mijn woorden zijn waarachtig, getrouw en betrouwbaar. Ik Ben Die Ik Ben, en er is niemand buiten Mij".
"Lieve Here", riep ik uit: "Wat wilt U dat ik doen zal?" Mijn hele wezen wilde tot Jezus roepen, om mijn erkentelijkheid voor Zijn aanwezigheid te uiten. De beste manier waarop ik dit gebeuren kan beschrijfen is door u te zeggen dat liefde over mij uitgestort werd. Het was de mooiste, vredigste, machtigste, meest vreugdevolle liefde die ik ooit heb gevoeld.
Gods lof begon uit mij voort te vloeien. Opeens wilde ik mijn hele leven aan Hem geven om door Hem gebruikt te worden, en te helpen met het redden van de mensen van hun zonde. Ik wist, door Zijn Geest, dat het werkelijk Jezus was, de Zoon van God die bij mij in de kamer was. Ik kan geen woorden vinden om Zijn Goddelijke tegenwoordigheid tot uitdrukking te brengen. Maar ik weet dat ik weet dat het de Here was.
"Zie, Mijn kind", zei Jezus: "Ik ga je door Mijn Geest meenemen naar de hel, opdat je in staat zult zijn om een verslag te maken van de realiteit ervan, en om heel de aarde te vertellen dat de hel echt bestaat, en om de verlorenen uit de duisternis tot het licht van het Evangelie van Jezus Christus te brengen".
Onmiddelijk werd mijn ziel uit mijn lichaam getrokken. Ik ging met Jezus omhoog, mijn kamer uit en de lucht in. Ik wist alles wat er om mij heen gebeurde. Ik zag mijn man en mijn kinderen slapen in ons huis beneden ons.
Het was net alsof ik gestorven was en mijn lichaam op mijn bed was achtergelaten terwijl mijn geest met Jezus door het dak van het huis opsteeg. Het leek wel alsof het hele dak teruggerold was, en ik mijn familie zag slapen in hun bedden.
Ik voelde de aanraking van Jezus toen Hij zei: "Wees niet bang. Zij zijn veilig". Hij kende mijn gedachten.
Ik wil proberen om zoveel als in mijn vermogen ligt u stap-voor-stap te vertellen wat ik zag en voelde. Sommige van de dingen begreep ik niet. De Here Jezus legde mij de betekenis uit van het meeste wat ik zag, maar er waren dingen die Hij mij niet vertelde.
Ik wist toen en ik weet nu, dat deze dingen werkelijk gebeurden en dat alleen God ze mij kon tonen. Prijs Zijn heilige naam. Mensen, geloof mij, de hel is realiteit. Ik werd daar vele malen door de Geest naartoe gebracht, tijdens de voorbereidingen van dit verslag.
Spoedig waren wij hoog in de lucht. Ik keerde mij om en keek naar Jezus. Hij was vol van glorie en macht, en stromen van vrede vloeiden uit Hem. Hij nam mijn hand en zei: "Ik heb je lief. Vrees niet, want Ik ben met je".
Toen Hij dat zei stegen wij nog hoger de lucht in, en nu kon ik de aarde beneden ons zien. Op vele plaatsen, overal verspreid, staken trechters uit de aarde die snel ronddraaiden naar een centraal punt en dan weer terugkeerden. Deze trechters bewogen zich aanhoudend hoog boven de aarde en rezen vanuit de aarde over heel het oppervlak omhoog. "Wat zijn dat?" vroeg ik de Here Jezus toen wij vlakbij één van die dingen waren.
"Dit zijn de poorten van de hel", zei Hij. Door één van die poorten zullen wij de hel binnengaan".
Onmiddelijk gingen we één van de trechters binnen. Vanbinnen leek het op een tunnel die rond en rond draaide en dan weer terug, net als een tol.
Diepe duisternis daalde op ons neer, en met die duisternis kwam er een stank zo verschrikkelijk dat het mijn adem benam. Langs de zijkanten van deze tunnel waren levende vormen, ingesloten in de wand. Donkergrijs in kleur, bewogen de vormen zich en schreeuwden naar ons als wij ze passeerden. Ik wist, zonder dat het mij werd verteld, dat het boosaardige wezens waren.
De vormen konden zich bewegen maar zaten nog in de muren vast. Een vreselijke stank ging er van hen uit, en zij krijsten naar ons met een afschuwelijk geluid. Ik voelde een onzichtbare, kwade macht bewegen binnenin de tunnel.
Nu en dan kon ik in de duisternis de omtrek uitmaken van de vormen. De meesten van hen waren bedekt met een vuile mist. "Here, wat zijn dit?" vroeg ik terwijl ik Jezus' hand goed vasthield.
Hij zei: "Dit zijn boze geesten, gereed om op de aarde uitgespuwd te worden wanneer satan de bevelen geeft".
Terwijl wij binnenin de tunnel afdaalden, lachten de kwade vormen en riepen ons na. Zij probeerden ons aan te raken, maar konden het niet vanwege de kracht van Jezus. De lucht was geheel besmet en vuil en alleen de aanwezigheid van Jezus bewaarde mij ervoor dat ik het uitgilde van louter afgrijzen.
O ja, ik had al mijn zintuigen - ik kon het boze van deze plaats horen, ruiken, zien, voelen en zelfs proeven. Mijn zintuigen waren in feite zelfs gevoeliger geworden, en de reuk en smerigheid maakten mij misselijk.
Gekrijs vulde de lucht toen wij het einde van de tunnel naderden. Doordringend gegil rees omhoog en kwam op ons af uit de duisternis. Allerlei soorten geluiden vulden de lucht. Overal om mij heen voelde ik angst, dood en zonde.
De ergste stank die ik ooit geroken heb vulde de lucht. Het was de stank van ontbindend vlees, en het scheen uit alle richtingen te komen. Op aarde had ik nimmer zulke boosheid gevoeld of zulk wanhopig gegil gehoord. Spoedig zou ik ontdekken dat dit het gillen was van de doden en dat de hel vervuld was van hun gejammer.
Ik voelde een vlaag van een kwade wind en enige zuigkracht op ons afkomen. Lichten die op bliksemflitsen leken drongen door de zwarte duisternis heen en wierpen grijze schaduwen op de muren. Ik kon amper de vorm uitmaken van iets dat voor mij uitging. Geschokt deinsde ik terug toen ik mij realiseerde dat het een grote slang was die zich voor ons voortbewoog. Toen ik bleef kijken zag ik overal die afschuwelijke slangen glibberen.
Jezus zei tegen me: "Wij zullen spoedig het linkerbeen van de hel binnengaan. Je zult groot leed, pathetische droefheid en onbeschrijfelijke verschrikking zien. Blijf dicht bij Mij, en Ik zal je sterkte en bescherming geven terwijl wij door de hel gaan.
"De dingen die je straks zult zien zijn een waarschuwing", zei Hij. "Het boek dat je zult schrijven zal vele zielen redden van de hel. Wat je ziet is werkelijkheid. Wees niet bevreesd, want Ik zal met je zijn."
Eindelijk waren de Heer Jezus en ik op de bodem van de tunnel. Wij stapten eruit en gingen de hel binnen. Ik zal naar mijn beste vermogen trachten u te vertellen wat ik zag, en ik zal het vertellen in de volgorde waarin God het mij gaf.
Vóór ons waren, zover als ik kon zien, vliegende voorwerpen die overal heen schoten. Gekerm en meelijwekkend gehuil vulden de lucht. Voor ons zag ik een flauw licht en wij begonnen ernaartoe te lopen. Het pad bestond uit droge, poederige grond. Wij waren al gauw bij de ingang van een smalle, donkere tunnel.
Sommige dingen kan ik niet op papier zetten; die waren te ontzettend om te beschrijven. De angst in de hel kon je proeven, en ik wist dat als Jezus niet bij mij geweest was, ik niet terug had kunnen komen. Terwijl ik dit schrijf begrijp ik nog steeds niet sommige van de dingen die ik zag, maar de Heer weet alle dingen, en Hij hielp mij het meeste wat ik zag te begrijpen.
Laat mij u waarschuwen - ga niet naar die plaats. Het is een afschuwelijke plaats vol martelingen, folterende pijn en eeuwige smart. Uw ziel zal altijd blijven leven. De ziel leeft voor eeuwig. Zij is de werkelijke u, en uw ziel zal òf naar de hemel òf naar de hel gaan.
Tot degenen onder u die denken dat de hel hier op aarde is, wil ik zeggen: u heeft gelijk, het is waar! De hel is in het centrum van de aarde, en daar zijn zielen die dag en nacht folteringen ondergaan. Er zijn geen feestjes in de hel. Geen liefde. Geen ontferming. Geen rust. Het is een plaats van zo grote smart, dat het ons bevattingsvermogen te boven gaat.
2a. Het linkerbeen van de hel
Een vreselijke stank vervulde de lucht. Jezus zei tegen mij: "In het linkerbeen  van de hel zijn vele putten. Deze tunnel heeft vertakkingen naar andere delen  van de hel, maar wij zullen eerst enige tijd doorbrengen in het linkerbeen."
"De dingen die je nu ziet zullen je altijd bijblijven. De wereld moet weten dat  de hel reëel is. Vele zondaars en zelfs sommigen van Mijn volk geloven niet dat  de hel werkelijk bestaat. Je bent door Mij gekozen om deze waarheden aan hen te  openbaren. Alles wat Ik je zal laten zien van de hel, en al het andere wat Ik je  zal tonen is waar".
Jezus had Zich aan mij vertoond in de vorm van een helder schijnend licht,  stralender dan de zon. De vorm van een man was in het centrum van dat licht.  Soms zag ik Jezus als een man, maar op andere tijden had Hij de vorm van een  geest.
Hij sprak weer: "Kind, wanneer Ik spreek, heeft de Vader gesproken. De Vader en  Ik zijn één. Denk eraan boven alles lief te hebben, en elkaar te vergeven. Kom  nu, volg Mij".
Terwijl wij voortgingen, vluchtten boze geesten weg van de tegenwoordigheid van  de Here. "O God, o God", riep ik schreiend uit: "Wat komt er nu?"
Zoals ik reeds eerder zei, behield ik al mijn zintuigen . Die van mij werkten nu  op volle kracht. Angst was er nu aan alle kanten en onuitsprekelijke gevaren  lagen overal op de loer. Iedere stap die ik nam was afschuwelijker dan die  ervoor.
Er waren deuropeningen ongeveer de grootte van een klein raam, bovenin de  tunnel. Zij openden en sloten zich heel snel. Gegil vulde de ruimte, als vele  boze wezens ons voorbijvlogen, in en uit de poorten der hel. Spoedig waren wij  aan het eind van de tunnel. Ik beefde van schrik vanwege het gevaar en de vrees  om ons heen.
Ik was zo dankbaar voor de bescherming van Jezus. Ik dank God voor Zijn  almachtige kracht die ons beschermt, zelfs in de putten van de hel. Zelfs met  dat beschermende schild, bleef ik denken: "Niet mijn wil, Vader, maar Uw wil  geschiede".
Ik keek naar mijn lichaam. Voor de eerste keer merkte ik op dat ik in een  geestesvorm was, en dat mijn vorm de gedaante van mijzelf had. Ik vroeg mij af  wat er nu zou komen.
Jezus en ik stapten uit de tunnel op een pad dat tussen twee stroken land liep.  Er waren overal vuurputten zo ver als het oog kon zien. De putten waren  schaalvormig en ongeveer 1 1/3 meter wijd en een meter diep. Jezus zei: "Er zijn  veel van deze putten in het linkerbeen van de hel. Kom, Ik zal je enkele ervan  laten zien".
Ik stond naast Jezus op het pad en keek in één van de putten. Zwavel was  ingesloten in de kant van de put, en gloeide rood als gloeiende vurige kolen. In  het midden van de put was een verloren ziel die gestorven was en naar de hel was  gegaan. Vuur begon te branden op de bodem van de put, schoot omhoog en hulde de  verloren ziel in vlammen. In een ogenblik doofde het vuur weer bijna uit om dan  weer met een geruis omhoog te schieten, over en rondom de gefolterde ziel in de  put.
Toen ik keek zag ik dat de verloren ziel in de put zat gekooid binnenin de vorm  van een geraamte. "Mijn Heer", schreide ik: "Kunt U haar er niet uithalen?" Hoe  verschrikkelijk was de aanblik! Ik dacht: Ik had daar kunnen zitten. Ik zei:  "Heer, wat is het droevig om te zien en te weten dat daarbinnen een levende ziel  is".
Ik hoorde een luide kreet uit het midden van die eerste put komen. De ziel,  binnenin de vorm van een geraamte, huilde: "Jezus, heb medelijden"!
"O, Here!" zei ik. Het was de stem van een vrouw. Ik keek naar haar en wilde  haar wel uit het vuur trekken. De aanblik van haar brak mijn hart.
De skaletvorm van een vrouw met een vuilgrijze mist vanbinnen, was tegen Jezus  aan het praten. Ik luisterde naar haar, diep geschokt. Flarden halfvergaan vlees  hingen aan haar beenderen, en, wanneer het brandde viel het naar beneden op de  bodem van de put. Er waren alleen maar lege oogholten waar haar ogen waren  geweest. Zij had geen haar.
Het vuur begon bij haar voeten in kleine vlammen die groter werden als het vuur  omhoogklom over en op haar lichaam. De vrouw scheen aanhoudend te branden, zelfs  wanneer het vuur alleen maar tot gloeiende kolen werd. Diep vanuit haar  binnenste kwamen kreten en wanhopig gejammer: "Heer, Heer, ik wil eruit!"
Zij bleef haar armen naar Jezus uitstrekken. Ik keek naar Jezus en er was grote  smart op Zijn gelaat. Jezus zei tegen mij: "Mijn kind, je bent hier met Mij om  de wereld te laten weten dat zonde de dood voortbrengt, dat de hel echt  bestaat".
Ik keek weer naar de vrouw, en wormen kropen uit haar beenderen van haar  geraamte. Zij hadden geen last van het vuur. Jezus zei: "Zij weet dat die wormen  binnenin haar zijn, zij voelt ze".
"God, ontferm U!" riep ik uit als het vuur zijn hoogtepunt bereikte en het  afgrijselijke branden weer helemaal opnieuw begon. Luide kreten en diepe snikken  schudden de vorm van deze vrouwenziel. Zij was verloren. Er was geen uitkomst.  "Jezus, waarom is zij hier?" vroeg ik met een klein stemmetje, want ik was erg  bang. Jezus zei: "Kom".
Het pad waarop wij liepen was niet recht maar kronkelde zich van en naar de  vuurputten, zo ver als ik kon zien. Het geklaag van de levende doden, vermengd  met gekerm en afschuwelijk gekrijs, kwam van alle kanten op mij af. Er zijn geen  tijden van rust in de hel. De geur van dood en rottend vlees hing zwaar in de  ruimte.
Wij kwamen bij de volgende put. Binnenin deze put die dezelfde afmetingen had  als de eerste, was ook een skaletvorm. De stem van een man riep vanuit de put:  "Heer, ontferm U over mij!" Alleen wanneer zij spraken kon ik zeggen of de ziel  een man of een vrouw was.
Grote jammerende snikken kwamen uit deze man: "Het spijt me zo, Jezus. Vergeef  mij. Neem me weg vanhier. Ik ben al jaren in deze folterplaats. Ik smeek U, laat  mij eruit!" Diepe snikken schudden zijn geraamte, terwijl hij smeekte:  "Alstublieft Jezus, laat mij eruit!" Ik keek naar Jezus en zag dat ook Hij  schreidde.
"Here Jezus", huilde de man vanuit de brandende put, "Heb ik niet genoeg geleden  voor mijn zonden? Ik ben veertig jaar geleden gestorven".
Jezus zei: "Er staat geschreven: "De rechtvaardige zal uit het geloof leven!"  Alle spotters en ongelovigen zullen hun deel hebben in de poel des vuurs. U  wilde de waarheid niet geloven. Vele malen werden Mijn mensen naar u toegezonden  om u de weg te wijzen, maar u wilde niet naar hen luisteren. U lachte hen uit en  weigerde het Evangelie. Hoewel Ik voor u aan een kruis stierf, spotte u met Mij  en wilde geen berouw tonen van uw zonden. Mijn Vader gaf u vele gelegenheden om  gered te worden. Als u alleen maar had willen luisteren!" Jezus weende.
"Ik weet het Heer, ik weet het!" riep de man. "Maar ik heb nu berouw".
"Het is te laat", zei Jezus. "Het oordeel is vastgesteld".
De man vervolgde: "Heer, sommigen van mijn familieleden zullen hier komen, want  zij willen zich ook niet bekeren. Alstublieft Heer, sta mij toe naar ze toe te  gaan om ze te vertellen dat zij zich moeten bekeren van hun zonden terwijl zij  nog op aarde zijn. Ik wil niet dat zij ook hier komen".
Jezus zei: "Zij hebben predikers, leraars, oudsten die allen het Evangelie  bedienen. Die vertellen het hun. Zij kunnen ook profijt trekken van de moderne  communicatiesystemen, ook zijn er vele andere mogelijkheden om van Mij te leren.  Ik heb arbeiders naar hen gezonden opdat zij zullen geloven en gered worden. Als  zij niet willen geloven wanneer zij het Evangelie horen, dan zullen zij zich ook  niet laten overreden door iemand die uit de dood verrezen is".
Hierop werd de man erg kwaad en begon te vloeken. Slechte, godslasterlijke  woorden kwamen uit zijn mond. Ik keek toe in afgrijzen als de vlammen omhoog  rezen en zijn dood, rottend vlees begon te branden en van hem af te vallen.  Binnenin deze dode verloren man zag ik zijn ziel, die eruit zag als een  vuilgrijze mist, en die zijn geraamte vanbinnen vulde.
Ik keerde me naar Jezus en riep uit: "Here, wat verschrikkelijk!"
Jezus zei: "De hel is realiteit; het oordeel is realiteit. Ik heb ze zo lief  Mijn kind. Dit is slechts het begin van de vreselijke dingen die Ik je moet  tonen. Er komt nog veel meer.
"Vertel de wereld voor Mij dat de hel bestaat, dat mannen en vrouwen zich moeten  bekeren van hun zonden. Kom, volg Mij. Wij moeten voortgaan".
2b. Het linkerbeen van de hel
In de volgende put was een tenger-gebouwde vrouw die een jaar of tachtig scheen.  Ik kan niet zeggen hoe ik haar leeftijd wist, maar ik wist het. Het vlees was  door de aanhoudende vlam verwijderd van haar gebeente en alleen de beenderen  waren er nog met een ziel als een vuile mist vanbinnen. Ik keek toe terwijl zij  brandde in het vuur. Ik zag alleen beenderen en de wormen die daarbinnen kropen,  die het vuur niet kon verbranden.
"Here, wat vreselijk!" schreide ik. "Ik weet niet of ik wel door kan gaan, dit  is een ongelofelijke verschrikking". Zo ver als mijn ogen konden zien waren  zielen aan het branden in putten vol vuur.
"Mijn kind, daarom ben je hier", antwoordde Jezus. "Je moet de waarheid weten en  vertellen over de hel. De hemel is realiteit! De hel is realiteit! Kom, wij  moeten voortgaan".
Ik keek om naar de vrouw. Haar geschrei klonk zo bedroefd. Terwijl ik naar haar  keek vouwde zij haar knokige handen samen, als in gebed. Ik moest schreien. Ik  wist dat de mensen in de hel ook al deze dingen voelden.
Jezus kende mijn gedachten. "Ja kind", zei Hij, "dat doen ze ook. Wanneer mensen  in de hel komen hebben ze nog dezelfde gevoelens en gedachten als toen zij op  aarde waren. Zij herinneren zich hun gezinnen en vrienden en al die tijd op  aarde hadden zij de kans om zich te bekeren, maar zij hebben geweigerd. Zij  blijven zich alles herinneren. Hadden zij het Evangelie maar geloofd, en berouw  getoond voor het te laat was".
Ik keek nog eens naar de oude vrouw, en deze keer merkte ik op dat zij maar één  been had, en het was alsof er gaten in haar heupgewrichten waren geboord. "Wat  zijn dat Jezus?" vroeg ik.
Hij zei: "Kind, toen zij op aarde was, had zij kanker en had veel pijn. Zij werd  geopereerd om haar leven te redden. Zij lag vele jaren ziek, een bittere oude  vrouw. Velen van Mijn mensen kwamen om voor haar te bidden en haar vertellen dat  Ik haar kon genezen. Zij zei: "God deed me dit aan" en zij wilde zich niet  bekeren en het Evangelie geloven. Eens kende zij Mij zelfs, maar door de tijd  heen begon zij Mij te haten".
"Zij zei dat ze God niet nodig had en niet wilde dat ik haar genas. Toch pleitte  Ik bij haar, want Ik wilde haar nog altijd helpen, Ik wilde haar genezen en  zegenen. Zij keerde Mij de rug toe en vervloekte Mij. Zij zei dat ze Mij niet  wilde. Mijn Geest bleef pleiten bij haar. Zelfs nadat ze Mij de rug had  toegekeerd probeerde Ik haar tot Mij te trekken door Mijn Geest, maar ze wilde  niet luisteren. Tenslotte stierf zij en kwam hier".
De oude vrouw riep naar Jezus: "Here Jezus, vergeef mij nu, alstublieft. Het  spijt mij dat ik geen berouw had toen ik op aarde was". Onder diepe snikken riep  ze uit tegen Jezus: "Had ik me maar bekeerd voordat het te laat was! Heer, help  me hieruit. Ik zal U dienen, ik zal goed zijn. Heb ik nog niet genoeg geleden?  Waarom wachtte ik tot het te laat was? O, waarom heb ik gewacht totdat Uw Geest  ophield met het worstelen om mijn ziel?"
Jezus zei: "U kreeg kans na kans om u te bekeren en Mij te dienen". Droefheid  was op Jezus' gelaat te lezen toen wij doorliepen.
Terwijl ik de oude vrouw hoorde roepen, vroeg ik: "Here, wat komt er nu?"
Overal om mij heen voelde ik vrees. Overal was kommer, waren kreten van pijn en  was er een sfeer vervuld van de dood. Jezus en ik gingen met droefheid en  medelijden naar de volgende put. Slechts door Zijn kracht kon ik verder gaan.  Vanaf een grote afstand kon ik nog steeds de kreten van berouw en het pleiten om  vergiffenis van de oude vrouw horen. Was er maar iets wat ik kon doen om haar te  helpen, dacht ik. Zondaar, wacht alstublieft niet totdat Gods Geest ophoudt met  u te worstelen om uw ziel.
In de volgende put zat een vrouw op haar knieën, asof zij iets aan het zoeken  was. Haar skaletvorm was ook vol gaten. Haar beenderen waren duidelijk te zien  en haar verscheurde jurk was aan het branden. Haar hoofd was kaal en er waren  slechts gaten waar haar ogen en neus zouden moeten zijn. Een klein vuur brandde  om haar voeten heen, terwijl zij knielde, en zij klauwde zich vast aan de kanten  van de zwavelput. Het vuur hing aan haar handen, en dood vlees bleef van haar  afvallen terwijl zij haar nagels ingroef.
Geweldige snikken schudden haar. "O Heer, o Heer", huilde zij: "Ik wil eruit".  Terwijl wij toekeken had zij zich eindelijk naar de opening van de put geklauwd  met haar handen em voeten. Ik dacht dat zij eruit zou gaan toen een grote demon  met grote vleugels die bovenaan gebroken leken, en langs zijn zijden hingen,  naar haar toe kwam rennen. Zijn kleur was bruinachtig-zwart, en hij had haar  over heel zijn grote vorm. Zijn ogen waren heel diep in zijn hoofd gezet, en hij  was zo ongeveer de grootte van een grote grijze beer. De demon rende naar de  vrouw en duwde haar heel hard achterover de put en het vuur in. Ik keek toe in  afgrijzen toen zij viel. Ik had zo'n medelijden met haar. Ik wilde haar in mijn  armen nemen en vasthouden, en God vragen haar te genezen en hiervandaan te  halen.
Jezus kende mijn gedachten en zei: "Mijn kind, het oordeel is vastgesteld. God  heeft gesproken. Reeds toen zij een kind was riep Ik haar telkens weer om zich  te bekeren en Mij te dienen. Toen zij zestien jaar was kwam Ik naar haar toe en  zei: "Ik heb je lief. Geef je leven aan Mij en kom, volg Mij, want Ik heb je  geroepen voor een speciaal doel". Haar hele leven riep Ik haar, maar zij wilde  niet luisteren. Zij zei: 'Eens op een dag zal ik U dienen. Ik heb nu geen tijd  voor U. Geen tijd, geen tijd, ik wil mijn leven van plezier. Geen tijd, geen  tijd om U te dienen, Jezus. Morgen zal ik het doen'. Maar morgen is nooit  gekomen, want zij wachtte te lang".
De vrouw riep tegen Jezus: "Mijn ziel wordt werkelijk gefolterd. Er is geen  mogelijk om hier uit te komen. Ik weet dat ik de wereld wilde in plaats van U,  Heer. Ik wilde rijkdom, roem en geluk, en ik kreeg het. Ik was mijn eigen baas.  Ik was de knapste, meest goedgeklede vrouw van mijn tijd. En ik was rijk, had  roem en voorspoed, maar ik ontdekte dat ik die dingen niet met me mee kon nemen  de dood in. O Heer, de hel is verschrikkelijk. Ik heb dag noch nacht rust. Ik  heb altijd pijn en martelingen. Help mij Heer", huilde zij.
De vrouw keek zo verlangend op naar Jezus, en ze zei: "Mijn lieve Heer, had ik  maar naar U geluisterd! Ik zal voor altijd berouw hebben dat ik het niet deed.  Ik was zo van plan U eens te zullen dienen - wanneer ik er klaar voor was. Ik  dacht dat U er altijd voor mij zou zijn. Maar wat heb ik mij vergist! Ik was één  van de meest gezochte vrouwen van mijn tijd, vanwege mijn schoonheid. Ik wist  dat God mij tot bekering riep. Heel mijn leven trok Hij mij met koorden van  liefde, en ik dacht dat ik God kon gebruiken, zoals ik ieder ander gebruikte.  Hij zou er altijd wel zijn. O ja, ik gebruikte God! Hij probeerde zo hard om mij  zover te krijgen dat Ik Hem ging dienen, terwijl ik al die tijd dacht dat Ik Hem  niet nodig had. Wat een vergissing! Want satan begon mij te gebruiken en ik  begon meer en meer de satan te dienen. Tenslotte had ik hem meer lief dan God.  Ik hield ervan te zondigen en wilde me niet tot God keren.
"Satan gebruikte mijn schoonheid en mijn geld, en al mijn gedachten draaide erom  heen hoeveel macht hij mij zou geven. Zelfs toen bleef God mij roepen. Maar ik  dacht: ik heb morgen of overmorgen. Toen, op een dag, terwijl ik in een auto  zat, reed mijn chauffeur op een huis in en ik werd gedood. Heer alstublieft,  laat mij eruit". Terwijl zij sprak strekte zij haar knokige handen en armen uit  naar Jezus terwijl zij brandde in de vlammen.
Jezus zei: "Het oordeel is vastgesteld".
Tranen liepen langs Zijn wangen toen wij naar de volgende put gingen. Ik  schreide vanbinnen over de verschrikkingen van de hel. "Lieve Heer", riep ik:  "de folteringen zijn te reëel. Als een ziel hier binnenkomt is er geen hoop  meer, geen leven, geen liefde. Hel is te werkelijk". Geen uitkomst, dacht ik.  Zij moet voor altijd in deze vlammen branden.
Jezus zei: "We hebben niet veel tijd meer. We zullen morgen teruggaan".
Vriend, als u in zonde leeft, bekeer u, alstublieft. Als u wedergeboren bent en  God uw rug hebt toegekeerd, heb berouw en keer terug tot Hem nu. Leef een goed  leven, en sta voor de waarheid. Waak op, voor het te laat is, en dan kunt u voor  eeuwig samen met de Here in de hemel zijn.
Jezus sprak weer: "De hel heeft een lichaam. (zoals een menselijke vorm) Het  lichaam ligt op zijn rug in het centrum van de aarde. De hel is dus gevormd als  een menselijk lichaam - buitengewoon groot en uitgestrekt, met vele  folterkamers.
"Denk eraan dat je de mensen op aarde vertelt dat de hel werkelijk bestaat... Er  zijn miljoenen verloren zielen in de hel en iedere dag komen er nieuwe zielen  bij. Op de grote oordeelsdag zullen de dood en de hel in de poel van vuur  geworpen worden; dat zal de tweede dood zijn".
3a. Het rechterbeen van de hel
Ik was niet in staat om te slapen of te eten sinds ik de nacht ervoor in de hel  was. Elke nacht in de hel beleefde ik de volgende dag opnieuw. Wanneer ik mijn  ogen sloot kon ik niets zien dan de hel. Mijn oren konden het gegil van de  verdoemden niet buitensluiten. Alsof ik een televisieprogramma zag, beleefde ik  steeds weer al de dingen waarvan ik in de hel getuige was geweest. Elke nacht  was ik in de hel, en elke dag worstelde ik om precies de juiste woorden te  vinden waarmee ik de wereld over de afschrikwekkende plaats kon vertellen.
Jezus verscheen weer aan mij en zei: "Vannacht gaan wij het rechterbeen van de  hel binnen, Mijn kind. Wees niet bang, want Ik heb je lief en ben met je".
Het gelaat van de Heer was smartelijk, en Zijn ogen waren gevuld met grote  tederheid en diepe liefde. Ofschoon degenen die in de hel waren voor altijd  waren verloren, wist ik dat Hij ze nog altijd liefhad en lief zou hebben tot in  alle eeuwigheid.
"Mijn kind", zei Hij: "God, onze Vader, gaf elk van ons een wil opdat wij konden  kiezen wie wij wilden dienen, Hem of satan. Weet je, God maakte de hel niet voor  Zijn volk. Satan bedriegt velen zodat ze hem zullen volgen, maar de hel was  gemaakt voor Satan en zijn engelen. Het is niet Mijn noch Mijn Vaders verlangen  dat iemand verloren zal gaan". Tranen van bewogenheid en medelijden liepen langs  Jezus' wangen.
Hij begon nogmaals te spreken: "Onthoud Mijn woorden in de komende dagen als Ik  je de hel laat zien: 'Ik heb alle macht in hemel en op aarde'. Er zullen tijden  komen dat je denkt dat Ik je verlaten heb, maar dat is niet zo. Ook zullen we  soms gezien worden door de boze machten en de verloren zielen, terwijl we op  andere tijden niet gezien worden. Ongeacht waar we heen zullen gaan, wees gerust  en vrees niet om Mij te volgen".
Wij vervolgden samen onze weg. Ik ging al schreiende vlak achter Hem aan. Ik had  reeds dagenlang gehuild en kon de tegenwoordigheid van de hel die mij altijd  voor ogen was niet afschudden. Ik huilde het meest vanbinnen. Mijn geest was erg  bedroefd.
Wij arriveerden bij het rechterbeen van de hel. Voor mij uitkijkend zag ik dat  wij op een voetpad waren dat droog en verpulverd was. Gegil vulde de vuile lucht  en de stank van de dood was overal. De geur was soms zo weerzinwekkend dat ik er  misselijk van werd. Er was overal duisternis, het enige licht dat er was kwam  uit Jezus, en dan waren er nog de zwavelputten, die verstrooid waren over het  landschap zover als ik kon zien.
Opeens passeerden ons allerlei soorten demonen. Duiveltjes gromden tegen ons als  zij ons passeerden. Demonische geesten in alle maten en vormen praatten met  elkaar. Voor ons uit ging een grote demon die bevelen gaf aan kleine demonen.  Wij stonden stil om te luisteren en Jezus zei: "Er is ook een onzichtbare leger  van kwade machten die wij hier niet zien - demonen zoals boze ziektemachten".
"Ga!" zei de grote demon tegen de kleinere duivels en duiveltjes. "Doet veel  slechte daden. Verdeelt huisgezinnen en vernietigt families. Verleidt zwakke  christenen en geeft verkeerde aanwijzingen en misleidt zovelen als je kunt.  Jullie ontvangen je loon wanneer je terugkomt.
"Denk eraan dat jullie voorzichtig moeten zijn tegenover degenen die Jezus  hebben aangenomen als hun Verlosser. Zij hebben de macht om jullie uit te  werpen. Verspreidt jullie nu over de hele aarde. Ik heb daar al heel veel  anderen en heb er nog meer om uit te zenden. Onthoudt het, wij zijn dienaars van  de prins der duisternis en van de machthebbers in de lucht".
Na die woorden begonnen de boze gedaanten op en uit de hel te vliegen. Deuren  bovenin het rechterbeen van de hel openden en sloten zich heel snel om hen uit  te laten. Sommigen gingen ook omhoog in de trechter waardoor we gekomen waren en  er weer uit.
Ik zal proberen te beschrijven hoe deze boze wezens eruit zagen. Die ene die  sprak was erg groot, ongeveer de grootte van een grizzly beer, bruin van kleur  met een hoofd als een vleermuis, en ogen die heel diep in zijn harig gezicht  stonden. Harige armen hingen langs zijn zijden en slagtanden staken uit het haar  op zijn gezicht.
Een ander had de grootte van een aap met heel lange armen en haar over zijn hele  lichaam. Zijn gezicht was klein en hij had een puntige neus. Ik kon nergens ogen  bij hem ontdekken.
Weer een ander had een groot hoofd, grote oren en een lange staart; en dan was  er één die zo groot als een paard was en een gladde huid had. De aanblik van  deze demonen en boze geesten, en de vreselijke geur die van hen uitging maakten  mij erg misselijk. Overal waar ik keek waren demonen en duivels. De grootsten  van deze demonen, vertelde de Here mij, kregen hun bevelen regelrecht van satan.
Jezus en ik liepen verder op het voetpad tot we weer bij een put kwamen. Kreten  van pijn, onvergetelijke, smartelijke geluiden kon men overal horen. Mijn Heer,  dacht ik, wat zal er nu volgen?
Wij liepen vlak langs sommigen van de boze wezens, die ons niet schenen te zien,  en wij stopten bij nog een vuur- en zwavelput. In deze put was een zwaargebouwde  man. Ik hoorde hem het Evangelie prediken. Ik keek vol verbazing naar Jezus,  wachtend op Zijn antwoord want Hij kende altijd mijn gedachten. Jezus zei:  "Terwijl hij op aarde was, was hij een prediker van het Evangelie. Er was een  tijd dat hij de waarheid sprak en Mij diende".
Ik vroeg me af wat deze man in de hel deed. Hij was ongeveer 2 meter lang, en  zijn skalet was van een vuile grijsachtige kleur, zoals een grafsteen. Delen van  zijn kleren hingen nog aan hem. Ik vroeg mij af waarom de vlammen deze  gescheurde en voddige kleren niet verbrand hadden. Brandend vlees hing aan hem,  en zijn schedel scheen in vlammen te zijn. Een afschuwelijke geur ging er van  hem uit.
Ik lette op de man en zag dat hij zijn handen spreidde alsof hij een boek  vasthield en hij begon schriftgedeelten te lezen uit dit schijnboek. Weer  herinnerde ik mij wat Jezus had gezegd: "Je houdt al je zintuigen in de hel, en  ze werken veel intensiever dan voorheen".
De man las tekst na tekst, en ik dacht dat het goed was. Jezus zei tegen de man  met grote liefde in Zijn stem: "Zwijg, wees stil". Onmiddelijk stopte de man met  spreken en langzaam wendde hij zijn hoofd om naar Jezus te kijken.
Ik zag de ziel van de man binnenin zijn skaletachtige vorm. Hij zei tegen de  Heer: "Heer, nu wil ik de waarheid prediken aan alle mensen. Nu, Heer, ben ik  gereed om uit te gaan en anderen over deze plaats te vertellen. Ik weet dat ik  terwijl ik op aarde was, niet in een hel geloofde, noch geloofde ik dat U zou  wederkomen. Ik predikte wat de mensen wilden horen en ik comprommiteerde de  waarheid tegenover de mensen in mijn kerk.
Ik weet dat ik van niemand hield die van een ander ras was, of een andere  huidskleur had, en ik was er de oorzaak van dat velen van U afvielen. Ik maakte  mijn eigen regels aangaande de hemel en wat betrof goed en kwaad. Ik weet dat ik  velen op een dwaalweg bracht en dat velen struikelden over Uw heilig Woord. Ook  nam ik geld van de armen. Maar Heer, laat mij hieruit, en ik zal het goede doen.  Ik zal geen geld meer van de kerk nemen. Ik heb me reeds bekeerd. Ik zal mensen  van elk ras en elke kleur liefhebben".
Jezus zei: "U heeft niet alleen het Heilige Woord van God verdraaid en er een  valse voorstelling van gegeven, maar u loog toen u zei dat u de waarheid niet  kende. De genoegens van het leven waren belangrijker voor u dan de waarheid.  Ikzelf bezocht u en trachtte u te bekeren, maar u wilde niet luisteren. U ging  uw eigen weg en het kwaad was uw meester. U kende de waarheid, maar u wilde geen  berouw tonen of tot Mij terugkeren. Ik was er al die tijd. Ik wachtte op u, Ik  wilde dat u zich zou bekeren, maar u deed het niet. En nu is het oordeel  gesteld".
Er was erbarmen te lezen op Jezus' gezicht. Ik wist dat als de man acht had  geslagen op het roepen van de Verlosser, hij hier nu niet zou zijn. O mensen,  alstublieft, luister naar Hem.
Jezus sprak weer tegen de afvallige: "U had de waarheid moeten spreken, dan had  u velen tot gerechtigheid gebracht met Gods Woord, dat zegt dat alle ongelovigen  hun deel zullen hebben in de poel van vuur en zwavel".
"U kende de weg van het kruis. U kende de weg der gerechtigheid. U wist hoe de  waarheid tegen te spreken; maar satan vulde uw hart met leugens, en u ging de  weg van de zonde. U had u in oprechtheid moeten bekeren, niet gedeeltelijk. Mijn  Woord is de waarheid. Het liegt niet. En nu is het te laat, te laat". Bij die  woorden schudde de man zijn vuist tegen Jezus en vervloekte Hem.
3b. Het rechterbeen van de hel
Bedroefd liepen Jezus en ik door naar de volgende put. De afvallige prediker was  nog altijd boos op Jezus en vervloekte Hem. Toen wij langs de vuurputten liepen  strekten de verlorenen hun handen uit naar Jezus, en riepen klagend om genade.  Hun knokige handen en armen waren grijszwart van het branden - er was geen  levend vlees of bloed, geen organen, alleen de dood en doodsheid. Binnenin mij  schreide ik: O aarde, heb berouw over uw zonden. Als u zich niet bekeert komt u  hier. Stop, voor het te laat is.
Wij stonden weer stil bij een put. Ik had zo'n medelijden met al die mensen, en  voelde zo'n grote droefheid dat ik lichamelijk zwak was en bijna niet kon  blijven staan. Mijn lichaam schokte van het snikken. "Jezus, ik heb zo'n pijn  vanbinnen", zei ik.
Vanuit de put sprak de stem van een vrouw tegen Jezus. Zij stond middenin de  vlammen, die haar hele lichaam overdekten. Haar gebeente was vol wormen en dood  vlees. Terwijl de vlammen opflikkerden om haar heen, stak zij haar handen uit  naar Jezus, en huilde: "Laat mij eruit. Ik zal U nu mijn hart geven, Jezus, ik  zal anderen vertellen over Uw vergiffenis. Ik zal voor U getuigen, Ik smeek U,  alstublieft, laat mij hieruit!"
Jezus zei: "Mijn Woord is de waarheid, en het verkondigt dat allen berouw moeten  tonen, zich van hun zonden moeten bekeren en Mij vragen in hun leven te komen,  als zij willen ontkomen aan deze plaats. Er is vergeving van zonden door Mijn  bloed. Ik ben getrouw en rechtvaardig en zal allen vergeven die tot Mij komen.  Ik zal hen niet afwijzen".
Hij keerde Zich om, keek naar de vrouw en zei: "Als u naar Mij had geluisterd en  tot Mij was gekomen en u bekeerd had, had Ik u vergeving geschonken".
De vrouw vroeg: "Heer, is er geen manier om hieruit te komen?"
Jezus sprak heel zacht: "Vrouw", zei Hij: "U kreeg vele gelegenheden om u te  bekeren, maar u verhardde uw hart en wilde niet. En u kende Mijn Woord dat zegt  dat alle hoereerders hun deel in de poel des vuurs zullen hebben".
Jezus keerde Zich tot mij en zei: "Deze vrouw had zondige affaires met vele  mannen, en zij veroorzaakte vele gebroken huwelijken. Toch, door dit alles heen  had Ik haar nog lief. Ik kwam tot haar, niet met veroordeling, maar met  behoudenis. Ik zond haar velen van Mijn dienaren, opdat zij zich zou bekeren van  haar boze weg, maar zij wilde niet. Toen zij een jonge vrouw was, riep Ik haar,  maar zij bleef het kwade doen. Zij deed vele verkeerde daden, toch zou Ik haar  vergeven hebben, als zij tot Mij was gekomen. Satan kwam binnen bij haar, en zij  werd bitter en wilde anderen niet vergeven.
Zij ging alleen naar de kerk om mannen te krijgen. Zij vond ze en verleidde ze.  Was zij maar tot Mij gekomen dan waren al haar zonden weggewassen door Mijn  bloed. Een deel van haar wilde Mij dienen, maar men kan niet terzelfder tijd God  en satan dienen. Elk mens moet kiezen wie hij wil dienen".
"Here" schreide ik: "Geef mij de kracht om door te gaan". Ik beefde van mijn  hoofd tot mijn voeten vanwege de verschrikkingen van de hel.
Jezus zei tegen mij: "Vrede zij u, wees stil".
"Help mij, Heer", riep ik. "Satan wil niet dat wij de waarheid weten over de  hel. In mijn wildste dromen heb ik nooit kunnen denken dat de hel zo zou zijn.  Lieve Jezus, wanneer zal hier een eind aan komen?"
"Mijn kind" antwoordde Jezus: Alleen de Vader weet wanneer het einde zal komen".  Toen sprak Hij nog eens: "Vrede, wees stil". Toen kwam er grote kracht over mij.
Jezus en ik bleven voortgaan langs de putten. Ik wilde ieder persoon die we  passeerden wel uit het vuur trekken en vlug aan de voeten van Jezus brengen.  Vanbinnen weende ik zeer. Ik dacht bij mezelf: Ik wil niet dat mijn kinderen  hier ooit komen.
Eindelijk keerde Jezus Zich tot mij en zij rustig: "Mijn kind, wij zullen nu  naar je huis gaan. Morgennacht keren we terug naar dit deel van de hel".
Toen ik weer thuis was schreide en schreide ik. Gedurende de dag herleefde ik de  hel en de afgrijselijke toestand van al die mensen daar. Ik vertelde iedereen  die ik ontmoette overdag over de hel. Ik zei hun dat de pijn van de hel  onbeschrijfelijk was.
U, die dit boek leest, smeek ik: alstublieft, bekeer u van uw zonden. Roep Jezus  aan en vraag Hem u te redden. Roep Hem vandaag aan. Wacht niet tot morgen. Er is  misschien geen morgen voor u. Er is nog weinig tijd. Val op uw knieën en word  gereinigd van uw zonden. Wees goed voor elkaar. Terwille van Jezus, wees  vriendelijk en vergevensgezind jegens elkander.
Als u kwaad bent op iemand, vergeef hem. Geen ruzie is het waard om voor naar de  hel te gaan. Wees vergevensgezind, zoals Christus ons onze zonden vergeeft.  Jezus is in staat om ons te bewaren als wij een berouwvol hart hebben en zal ons  met Zijn bloed reinigen van alle zonden. Heb uw kinderen lief, en heb uw naaste  lief als uzelf.
4a. Meer putten
De volgende nacht gingen Jezus en ik nogmaals het rechterbeen van de hel binnen.  Evenals de vorige keren zag ik de liefde die Jezus had voor de verloren zielen  in de hel. En ik voelde Zijn liefde voor mij en voor allen die op aarde waren.
"Kind", zei Hij tegen mij: "Het is niet de Vaders wil dat iemand verloren gaat.  Satan bedriegt velen, en zij volgen hem. Maar bij God is vergeving. Hij is een  God van liefde. Als deze verlorenen werkelijk tot de Vader waren gekomen en  berouw hadden getoond, Hij zou ze vergeven hebben". Grote tederheid kwam over  Jezus' gelaat terwijl Hij sprak.
Weer liepen wij tussen de vlammende putten en passeerden mensen die martelingen  ondergingen, zoals ik eerder beschreef. Mijn Heer, mijn Heer, zulke  verschrikkingen! dacht ik. Wij bleven maar doorlopen en kwamen langs vele, vele  zielen die brandden in de hel.
Overal langs het voetpad strekten brandende handen zich uit naar Jezus. Er waren  alleen botten waar vlees had moeten zijn - een grijsachtige massa met brandend  en ontbindend vlees dat in flarden neerhing. Binnenin elke skaletvorm was een  vuilgrijze nevelige ziel, voor altijd gevangen binnenin een uitgedroogd  geraamte. Ik kon aan hun gehuil horen dat zij het vuur, de wormen, de pijn en de  hopeloosheid van hun toestand voelden. En hun geklaag vulde mijn ziel met een  leed zo groot dat ik het niet kan beschrijven. Hadden ze maar geluisterd, dacht  ik, dan zouden ze hier niet zijn.
Ik wist dat de verlorenen in de hel al hun zintuigen hadden. Zij herinnerden  zich alles wat hun ooit verteld was. Zij wisten dat zij niet aan de vlammen  konden ontkomen en dat zij voor altijd verloren waren. Toch, al waren zij zonder  hoop, toch hoopten zij terwijl zij tot Jezus riepen om genade.
Wij stopten bij de volgende put. Die was precies eender als al die andere  putten. Daarbinnen was de vorm van een vrouw, iets wat ik wist toen ik haar stem  hoorde. Zij schreeuwde het uit tot Jezus om bevrijding van de vlammen.
Jezus keek met liefde naar de vrouw en zei: "Terwijl u op aarde was, riep Ik u  om tot Mij te komen. Ik pleitte bij u om alles met Mij in orde te maken voordat  het te laat was. Ik bezocht u vele malen midden in de nacht om u te vertellen  over Mijn liefde. Ik probeerde u over te halen en trok u tot Mij door Mijn  Geest.
'Ja Heer', zei u: Ik zal U volgen'. Met u lippen zei u dat u Mij liefhad, maar  uw hart meende het niet. Ik wist waar uw hart was. Dikwijls zond Ik Mijn  boodschappers naar u toe om u te vertellen dat u zich moest bekeren, en tot Mij  moest komen, maar u wilde niet naar Mij luisteren. Ik wilde u gebruiken om  anderen te bedienen, om anderen te helpen Mij te vinden, maar u wilde niet naar  Mij luisteren, noch wilde u tot berouw van uw zonden komen".
De vrouw zei tot Jezus: "U herinnert U Heer, dat ik naar de kerk ging en een  goede vrouw was. Ik bezocht de kerk. Ik was lid van Uw kerk. Ik wist dat Uw  roeping op mijn leven was. Ik wist dat ik die roeping moest gehoorzamen wat het  ook mocht kosten, en ik deed het ook".
Jezus zei: "Vrouw, u bent nog altijd vol leugens en zonde. Ik riep u, maar u  wilde niet naar Mij luisteren! Het is waar, u was lid van een kerk, maar dat  brengt u niet in de hemel. Uw zonden waren vele, en u bekeerde zich niet. U was  er de reden van dat anderen struikelden bij het horen van Mijn Woord. U wilde  anderen niet vergeven wanneer zij u pijn deden. U deed alsof u Mij liefhad en  Mij diende wanneer u met christenen was, maar u loog, bedroog en stal wanneer er  geen christenen in uw omgeving waren. U luisterde naar misleidende geesten en  genoot van uw dubbel leven. U kende de rechte smalle weg".
"En", zei Jezus: "u sprak bovendien met twee monden. U sprak kwaad over uw  broeders en zusters in Christus. U veroordeelde hen en dacht dat u heiliger was  dan zij, terwijl er grote zonde in uw hart was. Dit weet Ik: U wilde niet naar  Mijn liefdevolle Geest van erbarmen luisteren. U oordeelde naar de buitenkant  van een persoon, zonder rekening te houden met het feit dat velen kinderen in  het geloof waren. U was erg hard".
"Ja, u zei met uw lippen dat u Mij liefhad, maar uw hart was verre van Mij. U  kende de wegen van de Here. U speelde met God, en God weet alle dingen. Als u  God oprecht had gediend zou u hier vandaag niet zijn. U kunt niet terzelfder  tijd satan en God dienen".
Jezus keerde Zich naar mij toe en zei: "In de laatste dagen zullen velen  afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten volgen en de zonde dienen.  Gaat weg uit hun midden, en scheidt u af. Wandelt niet de weg met hen". Toen wij  wegliepen begon de vrouw Jezus te verwensen en te vervloeken. Zij gilde en  huilde van woede. Wij wandelden door. Ik voelde me zo zwak in mijn lichaam.
In de volgende put was ook de vorm van een geraamte. Ik rook de geur van de dood  zelfs voordat wij arriveerden. Dit skalet zag er net uit als de anderen.
Ik vroeg mij af wat deze ziel gedaan had dat zij verloren en zonder hoop, zonder  toekomst zou zijn, behalve een eeuwigheid in deze angstwekkende plaats. Hel is  voor eeuwig. Als ik het huilen van de gefolterde zielen hoorde, huilde ik ook.
Ik luisterde, toen een vrouw vanuit de vlammen van de put tot Jezus sprak. Zij  haalde het Woord van God aan. "Lieve Heer, wat doet zij hier?" vroegik.
"Luister", zei Jezus.
De vrouw zei: "Jezus is de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de  Vader dan door Hem. Jezus is het Licht van de wereld. Kom tot Jezus, en Hij zal  u redden".
Terwijl zij sprak luisterden velen van de verloren zielen om haar heen. Sommigen  vervloekten haar. Sommigen zeiden haar ermee te stoppen. Nog weer anderen  zeiden: "Is er werkelijk nog hoop?", of "Help ons, Jezus". Smartelijk geschreeuw  vulde de lucht.
Ik begreep niet wat er gebeurde. Ik wist niet waarom de vrouw het Evangelie hier  predikte.
De Here kende mijn gedachten. Hij zei: "Kind, Ik riep deze vrouw toen zij dertig  was om Mijn Woord te prediken en een getuige van het Evangelie te zijn. Ik roep  verschillende mensen voor verschillende doelen in Mijn lichaam. Maar als een man  of vrouw of jongen of meisje Mijn Geest niet wil ontvangen, zal Ik weggaan.
"Zij beantwoordde Mijn roepstem vele jaren lang en zij groeide in de kennis van  de Here. Zij leerde Mijn stem kennen en deed vele goede werken voor Mij. Zij  bestudeerde het Woord van God. Zij bad veel en vele van haar gebeden werden  beantwoord. Zij onderwees veel mensen de weg der heiligheid. Zij was getrouw in  haar huis".
"De jaren gingen voorbij tot zij op een dag ontdekte dat haar man een affaire  met een andere vrouw had. En ook al vroeg hij haar om vergeving, toch werd zij  bitter, zij wilde hem niet vergeven en proberen om haar huwelijk te redden. Het  is waar, haar man had verkeerd gedaan, hij bedreef een zeer ernstige zonde".
"Maar deze vrouw kende Mijn Woord. Zij wist hoe te vergeven, en zij wist dat er  bij iedere verzoekinhg uitkomst was. Haar man vroeg haar hem te vergeven. Zij  wilde niet. In plaats daarvan wortelde boosheid in haar. Woede groeide in haar.  Zij wilde het niet aan Mij overgeven. Zij werd iedere dag bitterder en zei in  haar hart: Hier ben ik, ik dien God volkomen, en mijn man loopt een andere vrouw  na. "Denkt U dat dat juist is?" vroeg zij Mij.
"Ik zei: "Nee, het is niet goed. Maar hij kwam naar je toe en had berouw en zei  dat hij het nooit meer zou doen".
"Ik zei tegen haar: "Dochter, kijk bij jezelf naar binnen, dan zul je zien dat  jij de oorzaak ervan was".
"Ik niet, Here", zei ze: "Ik ben de heilige, en hij is de zondige". Zij wilde  niet naar Mij luisteren.
"De tijd ging voorbij en zij wilde niet tot Mij bidden of de bijbel lezen. Zij  werd niet alleen boos op haar man, maar ook op de mensen om haar heen. Zij  haalde de schrift aan, maar zij wilde hem niet vergeven".
"Zij wilde niet naar Mij luisteren. Zij werd zo bitter dat grote zonde haar hart  binnenkwam. Haar hart dat eens vol liefde was, werd moordlustig. En op een dag,  in haar boosheid, doodde zij haar man en die andere vrouw. Satan nam geheel  bezit van haar en toen doodde zij zichzelf".
Ik keek naar die verloren ziel die Christus uit haar leven had weggedaan en haar  eigen ziel voor eeuwig had veroordeeld tot de vlammen en de pijn. Ik luisterde  toen zij tegen Jezus zei: "Ik zal nu vergeven, Here", zei ze. "Laat mij hieruit.  Ik zal U nu gehoorzamen. Hoor maar Heer, ik predik nu Uw Woord. Over een uur  zullen de demonen komen om mij mee te nemen om nog verschrikkelijker te  martelen. Zij zullen mij urenlang folteren. Omdat ik Uw Woord aan het prediken  was zijn mijn martelingen erger. Alstublieft Heer, ik smeek U, laat mij eruit".
Ik huilde mee met de vrouw in de put en vroeg de Here om mij alstublieft te  bewaren voor een bitter hart. "Laat mij niet toestaan dat bitterheid mijn hart  binnenkomt, Here Jezus", zei ik.
"Kom, laten we gaan", zei Jezus.
4b. Meer putten
In de volgende put was de ziel van een man omgeven door zijn skaletvorm,  roepende tot Jezus: "Heer, help mij te begrijpen waarom ik hier ben".
Jezus zei: "Kalm, wees stil. U weet waarom u hier bent". "Laat mij eruit en ik  zal goed zijn". smeekte de man.
De Here zei: "Zelfs in de hel liegt u nog".
Toen keerde Jezus Zich tot mij en zei: "Deze man was 23 jaar oud toen hij hier  kwam. Hij wilde niet luisteren naar Mijn Evangelie. Hij hoorde Mijn Woord vele  malen en was dikwijls in Mijn huis. Ik trok hem door Mijn Geest tot Mijn  behoudenis, maar hij wilde de wereld en haar lusten. Hij hield van drinken en  wilde geen acht geven op Mijn roepen. Hij was opgegroeid in de kerk, maar hij  wilde zich niet aan Mij overgeven. Op een dag zei hij tegen Mij: "Eens op een  dag zal ik mijn leven aan U geven, Jezus". Maar die dag kwam niet. Op een nacht  na een feestje was hij in een auto-ongeluk en werd gedood. Satan bedroog hem tot  het einde toe.
"Hij werd onmiddelijk gedood. Hij wilde niet luisteren naar Mijn geroep. Anderen  werden ook in het ongeval gedood. Satans werk is te slachten, te stelen en te  vernietigen. Had deze jonge man maar geluisterd! Het is niet de wil van de Vader  dat iemand verloren gaat. Satan wilde de ziel van deze man, en hij beroofde  zichzelf ervan, door onverschilligheid, zonde en sterke drank. Elk jaar worden  er vele gezinnen en levens vernietigd vanwege de alcohol".
Konden mensen maar zien dat de begeerten en lusten van de wereld slechts  tijdelijk zijn! Als u tot de Here Jezus komt zal Hij u verlossen van de sterke  drank. Roep Jezus aan en Hij zal u horen en helpen. Hij wil uw vriend zijn.  Onthoud dat Hij u liefheeft, en dat Hij ook de macht heeft om zonden te  vergeven.
Getrouwe christenen, Jezus waarschuwt u dat u geen overspel mag plegen. En als u  iemand begeert van het andere geslacht, zelfs wanneer u geen overspel pleegt,  kan dit overspel in uw hart zijn.
Jonge mensen, ga drugs en sexuele zonden uit de weg. Mocht u gezondigd hebben,  dan zal God u vergeven. Roep Hem aan terwijl er nog tijd is. Zoek sterke  christelijke volwassenen, en vraag hun of u met hen kan praten over uw  problemen. U zult blij zijn dat u tijd ervoor uitgetrokken hebt nu, in deze  wereld, voordat het te laat is.
Satan komt als een engel des lichts om de wereld te bedriegen. Geen wonder dat  de zonden van de wereld deze jonge man verleidelijk toeschenen, ook al kende hij  het heilige Woord van God. Nog één feestje, dacht hij, Jezus zal het best  begrijpen. Maar de dood kent geen genade. Hij wachtte te lang.
Ik keek naar de ziel van de man en ik werd aan mijn eigen kinderen herinnerd. "O  God, dat zij U mogen dienen!" Ik weet dat velen van u die dit lezen, geliefden  hebben, misschien kinderen waarvan u niet wilt dat ze naar de hel gaan. Spreek  tot hen over Jezus voordat het te laat is. Zeg hen dat ze zich van hun zonden  moeten bekeren en dat God hen wil vergeven en heilig wil maken.
De kreten van de man bleven dagenlang in mij naklinken. Ik zal nooit zijn  berouwvol geroep vergeten. Ik herinner mij het vlees dat hing en brandde in de  vlammen. Nooit kan ik vergeten de ontbinding, de stank van de dood, de gaten  waar eens de ogen waren, de vuilgrijze zielen en de wormen die door de beenderen  heenkropen. De vorm van de jonge man hief zijn armen op naar Jezus, pleitend,  toen wij doorliepen naar de volgende put.
"Lieve Heer", bad ik: Geef mij de kracht om door te gaan".
Ik hoorde een vrouwenstem wanhopig schreeuwen. Het gegil van de doden was overal  te horen.
We stonden nu bij de put waarin de vrouw was. Zij pleitte met haar hele ziel of  Jezus haar daaruit wilde halen. "Heer", zei ze: "Ben ik hier nu niet lang genoeg  geweest? De foltering is meer dan ik kan dragen. Alstublieft Heer, laat mij  erui!" Snikken schokten haar vorm, en er was veel pijn in haar stem. Ik wist dat  zij erg leed.
Ik zei: "Jezus, is er niets wat U kunt doen?"
Jezus sprak toen tegen de vrouw: "Toen u op aarde was, riep Ik u aanhoudend om  tot Mij te komen. Ik smeekte u om het met Mij in orde te maken, om anderen te  vergeven, recht te doen, weg te blijven van de zonde. Ik bezocht u zelfs in het  middernachtelijk uur, en trok u steeds weer door Mijn Geest. Met uw lippen zei u  dat u Mij liefhad, maar uw hart was verre van Mij. Wist u niet dat niets voor  God verborgen kan blijven? U hield anderen voor de gek, maar Mij kunt u niet  voor de gek houden. Ik bleef anderen zenden om u te vertellen dat u zich moest  bekeren, maar u wilde niet luisteren. U wilde niet horen, u wilde niet zien, en  in boosheid stuurde u hen weg. Ik plaatste u daar waar u Mijn Woord kon horen.  Maar u wilde uw hart niet aan Mij geven".
"U voelde geen spijt, u schaamde zich niet voor wat u deed. U verhardde uw hart  en wees Mij af. Nu bent u verloren en voor altijd in het verderf gestort. U had  naar Mij moeten luisteren".
Bij deze woorden keek zij naar Jezus en begon te vloeken en God te verwensen. Ik  voelde de tegenwoordigheid van boze geesten en wist dat zij het waren die  vloekten en vervloekten. Hoe droevig om voor altijd in de hel verloren te zijn!  Wedersta de duivel, terwijl u het nog kunt, en hij zal van u vlieden.
Jezus zei: "De wereld en alles wat erin is zal voorbijgaan, maar Mijn woorden  zullen geenszins voorbijgaan".
4b. Meer putten
In de volgende put was de ziel van een man omgeven door zijn skaletvorm,  roepende tot Jezus: "Heer, help mij te begrijpen waarom ik hier ben".
Jezus zei: "Kalm, wees stil. U weet waarom u hier bent". "Laat mij eruit en ik  zal goed zijn". smeekte de man.
De Here zei: "Zelfs in de hel liegt u nog".
Toen keerde Jezus Zich tot mij en zei: "Deze man was 23 jaar oud toen hij hier  kwam. Hij wilde niet luisteren naar Mijn Evangelie. Hij hoorde Mijn Woord vele  malen en was dikwijls in Mijn huis. Ik trok hem door Mijn Geest tot Mijn  behoudenis, maar hij wilde de wereld en haar lusten. Hij hield van drinken en  wilde geen acht geven op Mijn roepen. Hij was opgegroeid in de kerk, maar hij  wilde zich niet aan Mij overgeven. Op een dag zei hij tegen Mij: "Eens op een  dag zal ik mijn leven aan U geven, Jezus". Maar die dag kwam niet. Op een nacht  na een feestje was hij in een auto-ongeluk en werd gedood. Satan bedroog hem tot  het einde toe.
"Hij werd onmiddelijk gedood. Hij wilde niet luisteren naar Mijn geroep. Anderen  werden ook in het ongeval gedood. Satans werk is te slachten, te stelen en te  vernietigen. Had deze jonge man maar geluisterd! Het is niet de wil van de Vader  dat iemand verloren gaat. Satan wilde de ziel van deze man, en hij beroofde  zichzelf ervan, door onverschilligheid, zonde en sterke drank. Elk jaar worden  er vele gezinnen en levens vernietigd vanwege de alcohol".
Konden mensen maar zien dat de begeerten en lusten van de wereld slechts  tijdelijk zijn! Als u tot de Here Jezus komt zal Hij u verlossen van de sterke  drank. Roep Jezus aan en Hij zal u horen en helpen. Hij wil uw vriend zijn.  Onthoud dat Hij u liefheeft, en dat Hij ook de macht heeft om zonden te  vergeven.
Getrouwe christenen, Jezus waarschuwt u dat u geen overspel mag plegen. En als u  iemand begeert van het andere geslacht, zelfs wanneer u geen overspel pleegt,  kan dit overspel in uw hart zijn.
Jonge mensen, ga drugs en sexuele zonden uit de weg. Mocht u gezondigd hebben,  dan zal God u vergeven. Roep Hem aan terwijl er nog tijd is. Zoek sterke  christelijke volwassenen, en vraag hun of u met hen kan praten over uw  problemen. U zult blij zijn dat u tijd ervoor uitgetrokken hebt nu, in deze  wereld, voordat het te laat is.
Satan komt als een engel des lichts om de wereld te bedriegen. Geen wonder dat  de zonden van de wereld deze jonge man verleidelijk toeschenen, ook al kende hij  het heilige Woord van God. Nog één feestje, dacht hij, Jezus zal het best  begrijpen. Maar de dood kent geen genade. Hij wachtte te lang.
Ik keek naar de ziel van de man en ik werd aan mijn eigen kinderen herinnerd. "O  God, dat zij U mogen dienen!" Ik weet dat velen van u die dit lezen, geliefden  hebben, misschien kinderen waarvan u niet wilt dat ze naar de hel gaan. Spreek  tot hen over Jezus voordat het te laat is. Zeg hen dat ze zich van hun zonden  moeten bekeren en dat God hen wil vergeven en heilig wil maken.
De kreten van de man bleven dagenlang in mij naklinken. Ik zal nooit zijn  berouwvol geroep vergeten. Ik herinner mij het vlees dat hing en brandde in de  vlammen. Nooit kan ik vergeten de ontbinding, de stank van de dood, de gaten  waar eens de ogen waren, de vuilgrijze zielen en de wormen die door de beenderen  heenkropen. De vorm van de jonge man hief zijn armen op naar Jezus, pleitend,  toen wij doorliepen naar de volgende put.
"Lieve Heer", bad ik: Geef mij de kracht om door te gaan".
Ik hoorde een vrouwenstem wanhopig schreeuwen. Het gegil van de doden was overal  te horen.
We stonden nu bij de put waarin de vrouw was. Zij pleitte met haar hele ziel of  Jezus haar daaruit wilde halen. "Heer", zei ze: "Ben ik hier nu niet lang genoeg  geweest? De foltering is meer dan ik kan dragen. Alstublieft Heer, laat mij  erui!" Snikken schokten haar vorm, en er was veel pijn in haar stem. Ik wist dat  zij erg leed.
Ik zei: "Jezus, is er niets wat U kunt doen?"
Jezus sprak toen tegen de vrouw: "Toen u op aarde was, riep Ik u aanhoudend om  tot Mij te komen. Ik smeekte u om het met Mij in orde te maken, om anderen te  vergeven, recht te doen, weg te blijven van de zonde. Ik bezocht u zelfs in het  middernachtelijk uur, en trok u steeds weer door Mijn Geest. Met uw lippen zei u  dat u Mij liefhad, maar uw hart was verre van Mij. Wist u niet dat niets voor  God verborgen kan blijven? U hield anderen voor de gek, maar Mij kunt u niet  voor de gek houden. Ik bleef anderen zenden om u te vertellen dat u zich moest  bekeren, maar u wilde niet luisteren. U wilde niet horen, u wilde niet zien, en  in boosheid stuurde u hen weg. Ik plaatste u daar waar u Mijn Woord kon horen.  Maar u wilde uw hart niet aan Mij geven".
"U voelde geen spijt, u schaamde zich niet voor wat u deed. U verhardde uw hart  en wees Mij af. Nu bent u verloren en voor altijd in het verderf gestort. U had  naar Mij moeten luisteren".
Bij deze woorden keek zij naar Jezus en begon te vloeken en God te verwensen. Ik  voelde de tegenwoordigheid van boze geesten en wist dat zij het waren die  vloekten en vervloekten. Hoe droevig om voor altijd in de hel verloren te zijn!  Wedersta de duivel, terwijl u het nog kunt, en hij zal van u vlieden.
Jezus zei: "De wereld en alles wat erin is zal voorbijgaan, maar Mijn woorden  zullen geenszins voorbijgaan".
5. De tunnel van vrees
Ik probeerde mij te herinneren wat ik had horen prediken over de hel. Maar nooit  had ik over zulke verschrikkelijke dingen horen spreken als de Here mij had  laten zien. De hel was oneindig veel erger dan wie dan ook kon bedenken of zich  voorstellen. Het doet mij zoveel pijn te weten dat de zielen die nu in de hel  gefolterd worden daar voor eeuwig zullen blijven. Er is geen mogelijkheid om  eruit te komen.
Ik ben vastbesloten om alles te doen wat in mijn vermogen ligt om zielen te  redden van deze vreselijke plaats. Ik moet het Evangelie prediken aan iedereen  die ik ontmoet, want de hel is verschrikkelijk en dit is een waar verslag.  Realiseert u zich wat ik zeg? Als zondaars zich niet bekeren en het Evangelie  niet geloven, zullen zij zonder de minste twijfel hier terecht komen.
Geloof in de Here Jezus Christus en doe een beroep op Hem om u te redden van de  zonde. Lees de hoofdstukken drie en veertien van het Evangelie van Johannes. En  lees alstublieft dit boek van kaft tot kaft opdat u alles aangaande de hel en  het hiernamaals beter zult kunnen begrijpen. En terwijl u leest, bid Jezus of  Hij uw hart wil binnenkomen en uw zonden wil wegwassen voordat het te laat is.
Jezus en ik liepen verder door de hel. Het pad was verbrand, droog, gebarsten en  kaal. Ik zag rijen putten zover als ik kon zien. Ik was erg vermoeid. Mijn geest  was gebroken vanwege alles wat ik gezien en gehoord had en ik wist dat er nog  meer in het verschiet was.
"Jezus, geef mij de kracht om door te gaan", schreide ik.
Wanneer Jezus voor mij uitging, liep ik vlak achter Hem. Ik was vol leed over al  de vreselijke dingen die ik had gezien. Ik vroeg mezelf af of de wereld mij zou  willen geloven. Ik keek naar links en naar rechts en achterom - er waren  vuurputten zover als ik kon kijken. Ik was omringd door het vuur, de vlammen en  de brandende zielen. Ik schreeuwde het uit van pure angst. De verschrikkingen en  de realiteit van wat ik zag was ondragelijk voor mij.
"O aarde, bekeer u", riep ik. Mijn geest schokte van het snikken als ik met  Jezus voortging. Ik vroeg me af wat er nu kwam. Ik vroeg me af wat mijn familie  en vrienden op dat moment deden. O, wat hield ik veel van ze! Ik herinnerde mij  hoe ik had gezondigd voordat ik naar Jezus terugkeerde, en ik dankte God dat ik  teruggekomen was voordat het te laat was.
Jezus zei: "Wij gaan een tunnel binnen die ons naar de buik van de hel zal  voeren. De hel heeft de vorm van een menselijk lichaam dat in het centrum van de  aarde ligt. Het lichaam ligt op de rug met beide armen en beide benen  uitgestrekt. Zoals Ik een lichaam van gelovigen heb, zo heeft de hel een lichaam  van zonde en dood. Evenals het Christus-lichaam dagelijks opgebouwd wordt, zo  wordt ook het hel-lichaam dagelijks opgebouwd".
Op weg naar de tunnel liepen we langs de vlammende putten, terwijl de kreten en  de klachten van de verdoemden in mijn oren klonken. Velen riepen om Jezus  wanneer wij langs liepen. Anderen probeerden uit de vuur- en zwavelputten te  klimmen om Hem te bereiken, maar zij konden het niet. Te laat, te laat, weende  mijn hart.
Jezus' gelaat was steeds vol droefheid terwijl wij voortliepen. Ik herinner me  dat ik keek naar de putten van vuur denkend over de vele keren dat wij op onze  achterplaats een "barbecue" hadden en hoe de roodhete kolen eruitzagen wanneer  ze urenlang gesmeuld hadden. Het leek veel op wat ik nu in de hel zag.
Ik was zo dankbaar toen we de tunnel binnengingen. Ik dacht: de tunnel kan  onmogelijk zo erg zijn als de putten. Maar wat vergiste ik me!
Zodra we erin waren begon ik grote slangen te zien, grote ratten en vele boze  geesten, die allemaal wegrenden van de tegenwoordigheid van de Here. De slangen  sisten tegen ons en de ratten piepten. Er waren veel kwade geluiden. Adders en  donkere schaduwen waren overal om ons heen. Jezus was het enige licht dat te  zien was in de tunnel. Ik bleef zo dicht naast Hem als ik maar kon.
Duiveltjes en duivels bedekten de zijkanten van dit hol en zij gingen allemaal  ergens naar omhoog en dan de tunnel uit. Later ontdekte ik dat deze boze geesten  naar het aardoppervlak gingen om satan te gehoorzamen.
Jezus voelde mijn vrees voor deze donkere, vuile, vochtige plaats en zei: "Vrees  niet; we zullen spoedig aan het eind van de tunnel zijn. Ik moet je deze dingen  laten zien. Kom, volg Mij".
Reusachtige slangen glibberden ons voorbij. Sommige van de slangen waren ruim  een meter dik en zes meter lang. Zware, vuile geuren vulden de lucht en overal  waren boze geesten.
Jezus sprak: "Wij zullen al gauw bij de buik van de hel zijn. Dat deel van de  hel is 20 kilometer hoog en 4 kilometer in de rondte, als een cirkel", Jezus gaf  mij de juiste maten.
Ik wil mijn best doen om neer te schrijven en te vertellen wat ik zag. Dit wil  ik doen voor de glorie van de Vader, de glorie van de Zoon en de glorie van de  Heilige Geest. Moge de wil van God gedaan worden.
Ik wist dat Jezus mij al deze dingen liet zien opdat ik de mannen en vrouwen van  de wereld kon vertellen te allen tijde en ten koste van alles de hel te mijden.  Geliefden, als u dit aan het lezen bent en u kent Jezus nog niet, stop nu  onmiddelijk, heb berouw van uw zonden en vraag Hem of Hij uw Redder wil zijn.
6a. Bedrijvigheid in de hel
Vóór ons kon ik een flauw, geel licht zien. Jezus en ik hadden de tunnel van  vrees verlaten en stonden nu op een vuile, brede richel die de buik van de hel  overzag. Zo ver als ik kon kijken was er heel veel bedrijvigheid gaande in het  centrum (de buik) van de hel.
Wij stopten en Jezus sprak: "Ik zal je nu door het centrum van de hel leiden en  Ik zal je vele dingen openbaren. Kom, volg Mij". Wij wandelden samen verder.
Jezus zei: "Vóór ons zijn vele verschrikkingen. Die zijn niet het verdichtsel  van iemands verbeelding - maar werkelijkheid. Denk eraan dat je je lezers  vertelt dat de demonen werkelijk bestaan. Zeg ze ook dat satan waarlijk bestaat  en dat de machten der duisternis reëel zijn. Maar zeg hun niet te wanhopen, want  als Mijn volk waarover Mijn naam is uitgeroepen, zich verootmoedigt, en zij  bidden en zoeken Mijn aangezicht, en bekeren zich van hun boze wegen, dan zal Ik  uit de hemel horen, en hun land en lichamen herstellen. Even zeker als de hemel  bestaat, bestaat ook de hel".
God wil dat u kennis hebt van de hel, en Hij wil u bewaren voor die plaats. God  wil dat u weet dat er een weg ter ontkoming is. Die weg is Jezus Christus, de  Redder van uw ziel. Onthoud dat alleen zij, wier namen geschreven staan in het  Boek des Levens van het Lam, gered zullen worden.
Wij kwamen bij de eerste bedrijvigheid in het centrum van de hel. Toen wij  binnenkwamen was het aan de rechterkant en op een kleine heuvel in een donkere  hoek van de hel.
Ik herinnerde mij de woorden van de Here toen Hij tot mij zei: "Soms zal het je  toeschijnen dat Ik je verlaten heb, maar dat is niet zo. Onthoud dat Ik alle  macht heb, in de hemel en op aarde. Er zullen tijden zijn dat de boze geesten en  verloren zielen ons niet zullen zien of weten dat wij hier zijn. Vrees niet. Wat  je straks zult zien gebeurt echt. Deze dingen gebeuren op dit moment en zullen  blijven gebeuren totdat de dood en de hel in de poel van vuur geworpen worden".
Beste lezer, overtuig u ervan dat uw naam staat geschreven in het Boek des  Levens van het Lam.
Niet ver bij ons vandaan kon ik stemmen horen en de kreten van een gefolterde  ziel. We liepen het heuveltje op en keken over de top heen. Aan de andere kant  was een licht dat de omgeving verlichtte. Een gekrijs zoals je nooit gedacht had  dat mogelijk was, vulde de lucht. Het waren de kreten van een man.
"Luister naar Mij", zei Jezus. "Wat je nu zult zien en horen is waar. Geeft  acht, gij dienaars van het Evangelie, want deze woorden zijn getrouw en  waarachtig. Waakt op, evangelisten en leraars van Mijn Woord, gij allen die  geroepen zijt om het Evangelie van de Here Jezus Christus te prediken. Als u  zondigt, bekeert u, of u zult evenzo verloren gaan".
Wij naderden tot op zo'n vijf meter van deze activiteit. Ik zag kleine  donkergeklede figuren rondom een kistachtig voorwerp marcheren. Bij nader bezien  bleek dat de kist een doodkist was en de figuren die er rondom marcheerden  demonen waren. Het was een echte doodkist, en 12 demonen marcheerden er omheen.  Terwijl zij marcheerden zongen en lachten zij. Elk van hen had een scherpe speer  in zijn hand die hij telkens stootte door kleine openingen die in de buitenkant  aangebracht waren.
Er was een sfeer van grote angst in de lucht, en ik beefde toen ik zag wat er  gebeurde.
Jezus kende mijn gedachten, want Hij zei: "Kind, er zijn vele zielen die hier  gefolterd worden, en er zijn vele verschillende soorten van foltering voor deze  zielen. Er is een grotere straf voor hen die eens het Evangelie predikten maar  weer in zonde vielen, dan voor hen die de roeping van God voor hun leven niet  wilden gehoorzamen".
Ik hoorde een schreeuw zo vertwijfeld dat het mijn hart vulde met wanhoop. "Geen  hoop, geen hoop!" riep hij uit. De hopeloze kreten kwamen uit de doodkist. Het  was een eindeloze klacht van wroeging. "O, wat verschrikkelijk!" riep ik.
"Kom", zei Jezus: "laten we dichterbij gaan". Hij liep naar de doodkist en keek  naar binnen. Ik volgde en keek ook naar binnen. Het bleek dat de boze geesten  ons niet konden zien.
Een vuilgrijze mist vulde de doodkist. Het was de ziel van een man. Terwijl ik  toekeek, stootten de demonen hun speren in de ziel van de man in de doodkist.
Ik zal nooit het lijden van deze ziel vergeten. Ik riep tegen Jezus: "Laat hem  eruit, Heer; laat hem eruit". De foltering van deze ziel was een ontzettend  gezicht. Mocht hij toch maar bevrijd worden. Ik trok aan Jezus' hand en smeekte  Hem om de man uit de doodkist te laten.
Jezus zei: "Mijn kind, zwijg, wees stil".
Terwijl Jezus sprak zag de man ons. Hij zei: "Heer, Heer, laat mij eruit.  Ontferm U!" Ik keek naar omlaag en zag een bloederige massa. Voor mijn ogen was  een ziel. Binnenin de ziel was een menselijk hart, en het bloed spoot eruit. de  steken van de speren doorboorden letterlijk zijn hart.
"Ik zal U nu dienen, Heer", smeekte hij: "Alstublieft, laat mij eruit". Ik wist  dat deze man iedere speer voelde die zijn hart doorboorde.
"Dag en nacht wordt hij gemarteld", zei de Here. "Hij werd hier door satan  gebracht en het is satan die hem foltert".
De man huilde: "Heer, ik zal nu het ware Evangelie prediken. Ik zal de mensen  vertellen over zonde en hel. Maar alstublieft, help me hieruit".
Jezus zei: "Deze man was een prediker van het Woord van God. Er was een tijd dat  hij Mij diende met zijn hele hart en vele mensen tot bekering bracht. Vandaag,  vele jaren later, dienen sommigen van hen Mij nog altijd. Maar de lust van het  vlees en het bedrog van de rijkdom brachten hem op een dwaalweg. Hij liet toe  dat satan de heerschappij over hem voerde. Hij had een grote kerk, een mooie  auto, een groot inkomen. Hij begon te stelen van de collecte. Hij begon leugens  te onderwijzen. Hij sprak voornamelijk halve leugens en halve waarheden. Hij  wilde Mij niet toestaan hem te corrigeren. Ik zond Mijn boodschapper om hem te  vertellen dat hij zich moest bekeren en de waarheid moest prediken, maar hij had  meer liefde voor de genietingen van dit leven dan voor het leven van God. Hij  had nooit geleerd om enige andere leerstelling te onderwijzen of te prediken dan  de waarheid zoals die in de Bijbel wordt geopenbaard. Maar voordat hij stierf,  zei hij dat de doop in de Heilige Geest een leugen was en dat zij, die er  aanspraak op maakten dat ze de Heilige Geest hadden, huichelaars waren. Hij zei  dat je als je een dronkaard was toch naar de hemel ging, zelfs zonder berouw.
"Hij zei dat God niemand naar de hel stuurde - dat God daarvoor te goed was. Hij  was er de oorzaak van dat vele goede mensen afvallig werden. Hij zei zelfs dat  hij Mij niet nodig had, want hij was als een god. Hij ging zelfs zover dat hij  seminaries hield om deze valse leer te onderwijzen. Hij vertrapte Mijn heilig  Woord onder zijn voeten. Toch bleef Ik hem liefhebben.
"Mijn kind, het is beter om Mij nooit gekent te hebben dan Mij te kennen en zich  daarna van Mij af te keren en Mij niet meer te dienen", zei de Here.
"Had hij maar naar U geluisterd, Here!" schreide ik. "Had hij zich maar om zijn  eigen ziel en die van anderen bekommered".
"Hij luisterde niet naar Mij. Toen Ik hem riep wilde hij Mij niet horen. Hij  hield van een gemakkelijk leventje. Ik bleef hem tot bekering roepen, maar hij  wilde niet bij Mij terugkomen. Op een dag had hij een ongeluk en kwam  onmiddelijk hier. Nu foltert satan hem omdat hij eens Mijn Woord predikte en  zielen redde voor Mijn Koninkrijk. Dit is zijn foltering".
Ik keek naar de demonen die rondom de doodkist bleven marcheren. Het hart van de  man klopte en er vloeide echt bloed uit. Nimmer zal ik zijn kreten van pijn en  smart kunnen vergeten.
Jezus keek naar de man in de doodkist met groot erbarmen en zei: "Het bloed van  vele verloren zielen kleeft aan de handen van deze man. Velen van hen worden  hier op dit moment gemarteld". Met een treurig hart liepen Jezus en ik door.
Toen wij doorliepen zag ik nog een groep demonen naar de doodkist toelopen. Zij  waren bijna een meter lang, gekleed in zwarte kleren met zwarte kappen over hun  hoofd. Zij werkten in ploegen om deze ziel te folteren.
Ik dacht eraan hoe trots een ieder van ons, nu en dan, onwillig maakt om fouten  toe te geven en vergeving te vragen. Wij weigeren berouw te tonen en onszelf te  vernederen, en wij vervolgen onze weg alsof wij het altijd bij het rechte eind  hebben. Maar luister ziel, de hel is reëel. Alstublieft, ga niet naar die  plaats.
6b. Bedrijvigheid in de hel
Jezus en ik liepen naar een ontgonnen terrein, waaromheen het bezaaid lag met  stenen. Er waren hier en daar lage muren, alle gemaakt van aarde en steen. Er  scheen een helder licht in een terrein dat ongeveer de grootte had van een grote  danszaal.
Jezus zei: "Mijn kind, zie de werken van satan". Dit is wat ik zag en hoorde:
De klanken van lieflijke muziek vulden de lucht, en middenin de danszaal op een  goedverlichte dansvloer waren vijf mooie, dansende vrouwen. Zij stonden allen in  een rij en bewogen samen op de maat van de muziek. Terwijl zij dansten, lachten  zij. Het leek wel een schoonheidswedstrijd - want de vrouwen waren buitengewoon  elegant. Zij waren in feite zo aantrekkleijk dat het onwaarschijnlijk leek.
Ik dacht: Hoe kan iemand zo mooi zijn in de hel? De kleren die de vrouwen  droegen waren prachtig en erg duur. Zij zagen eruit als prinsessen zonder een  enkel gebrek. Alles aan hen leek volmaakt. Ik vroeg mij af wat zij in de hel  deden. Zij zagen er niet slecht of zondig uit.
Maar toen merkte ik op dat zij meedansten met de beweging van een vuur en dat de  vlammen op en neer dansten langs hun volmaakte lichamen. Zij lachten als de  vlammen hun lichamen bedekten. Zij werden niet verbrand noch voelden zij enige  pijn.
Ik keek toe toen de muziek opeens stopte en de danszaal stil werd. De rij mooie  vrouwen stond stil en wachtte toen er iemand naderde. Een boosaardige  aanwezigheid vulde de zaal - een kwaad dat groter was dan ik ooit eerder had  gevoeld.
En toen zag ik de achterkant van een duister persoon omhuld door schaduwen. Zijn  rug was naar mij toe en hij was gekleed in een lang kleed en een donkere cape.  Naast hem waren twee mannen. Ook hún rug was naar Jezus en mij toegekeerd. Ik  wist dat zij ons niet konden zien.
"Let op", zei Jezus.
Ik wist dat de boosaardige aanwezigheid satan was, want de mooie vrouwen  begonnen voor hem te buigen en in koor te roepen: "Wees gegroet satan, wees  gegroet satan!"
Satan begon te spreken. Hij zei: "Mijn dochters, jullie hebben mijn bevelen  gehoorzaamd en jullie zijn nu klaar om uit te gaan, naar de aarde om mijn wil te  doen. De machten der duisternis zijn jullie gegeven, en je hebt al de  hulpbronnen van de hel tot je beschikking om je te helpen in je werk".
Satan lachte kwaadaardig en zei: "Nu, om jullie in herinnering te brengen  hoeveel macht ik heb, zal ik nu demonstreren wat er zal gebeuren als jullie mij  niet onvoorwaardelijk gehoorzamen".
Satan zwaaide met zijn armen over hen heen en zij begonnen tot hem te roepen:  "O, alstublieft satan, niet doen. Wij zullen u gehoorzamen en doen wat u  beveelt. Alstublieft satan, folter ons niet". Maar satan luisterde niet naar  hen.
Ik keek in verbazing toe toen de mooie lichamen van deze vrouwen begonnen te  veranderen in het grijze, dode vlees van de hel. Wat eens volmaakte schoonheid  was geweest, werd nu weerzinwekkende lelijkheid. De lieflijke lichamen vielen  uit elkaar totdat er slechts een afschuwelijke doodsvorm overbleef. Hun vormen  waren vol van demonen en kwade geesten, en er waren grote lange slangen die uit  hun maag kropen en wegglibberden.
"Jezus, wat betekent dit?" vroeg ik. Jezus gaf mij geen antwoord.
"Satan, geef ons alstublieft onze mooie lichamen terug", smeekten de vrouwen.  "Wij zullen u gehoorzamen". Gelach vulde de lucht weer toen satan zwaaide met  zijn armen en de afschuwelijke vormen weer veranderden in mooie, lieflijke  vrouwen.
"Luistert naar mij en gehoorzaamt mij", zei satan tegen hen. "Doet alles wat ik  jullie zeg, en dan zul je in staat zijn om je knappe uiterlijk te behouden. Let  nu op, dan zal ik jullie laten zien waar jullie mijn boze werken ten uitvoer  zullen brengen".
Hierop hief de man aan satans linkerzijde zijn arm op, en op een muur aan de  oostzijde verscheen een helder licht. Op de muur was een scherm, en op het  scherm waren afbeeldingen van gewone, alledaagse plaatsen.
Satan zei: "Ga naar deze plaatsen toe en leeft en handelt als normale mensen.  Misleidt vele mensen, en keert zovelen als je kunt van God af. Ik zal op jullie  letten en iedere stap die je neemt zal mij bekent zijn. Zorgt ervoor dat je niet  ontdekt wordt, en ik zal over jullie waken".
Satan hief zijn hand op naar het scherm, en taferelen begonnen zich daarop te  vertonen. Er verscheen een straat in een stad, een nachtclub, een winkel, een  bakkerswinkel, een warenhuis, een bank, een bruiloft, een rommelmarkt, een kerk  en een stadhuis. Al de plaatsen die getoond werden waren gewone plaatsen, en  vele andere gelijksoortige gebouwen liet satan hun zien op het scherm.
"Jullie zullen velen misleiden en er de oorzaak van zijn dat velen van de  waarheid afwijken. Jullie zullen over de hele aarde gaan, mijn werk doen en dan  terugkomen om verslag uit te brengen. Als je hulp nodig hebt, zal ik het jullie  zenden. Jullie zijn goed getraind in het gebruik van je demonische krachten. Je  opdracht is mij zielen te brengen. Je kunt ze verlokken door toverij, valse  religies en de sekten. Je kunt zwakke christenen verleiden tot zonden van het  vlees. Je kunt zaad van twijfel zaaien aangaande het Woord van God. Leidt mannen  en vrouwen weg van het Evangelie van Jezus Christus en probeer ze te vernielen".
Een hoge tafel met laden werd bij satan gebracht. Er lagen papieren op. Hij  pikte ze op en begon de vrouwen vele dingen voor te lezen. Sommige dingen  daarvan begreep ik, andere weer niet.
"Zoek per week één ziel uit", vervolgde satan, "en werkt de hele week aan die  ziel. Ik zal je drie weken geven om die ziel te verderven, en brengt dan rapport  uit aan mij. Je zult aan niets gebrek hebben, want overvloedige rijkdommen staan  tot je beschikking. Denkt eraan dat de ziel die je wint op haar beurt vele  anderen voor mij kan winnen. Werkt hard, en ik zal je belonen. Als je gehoorzaam  bent zal ik jullie ware "ik" aan de wereld openbaren. Vergeet niet dat je de  macht hebt om te veranderen in welke vorm je ook wilt. Ik zal jullie alles  zenden wat je nodig hebt om succesvol te zijn. Nu wil ik dat jullie gaan en mijn  werk doen, en over een maand terugkomen".
"Ik zal de overwinning hebben over God!" krijste satan, terwijl hij weer met  zijn arm zwaaide, en de mooie vrouwen begonnen op te stijgen naar de aarde.
Ik bleef kijken en waar de vrouwen hadden gestaan bleef alleen het vuur over. Ik  zag hoe satan tegen de twee mannen die bij hem waren zei: "Kijk!" en hij wees op  de muur waarop het scherm was. "Ik haat God" zei hij, "en deze vrouwen zullen  een heel goed werk voor mij doen".
Ik zag in de film die op het scherm te zien was dat de mooie vrouwen nu in de  steden, winkels, kerken en café's waren - overal deden zij hun boze werken. Zij  waren verleidende geesten, demonen van de hel, losgelaten op de aarde, en de  mensen wisten niet dat het demonen waren.
Demonische machten bestaan werkelijk, dacht ik. Zij zijn werkelijk daar op aarde  en verleiden en misleiden wie ze maar kunnen bereiken. Zij bedriegen, liegen en  stelen om maar een discipel voor satan te winnen.
Het filmdoek was plotseling verdwenen en ik keek toe hoe satan en de twee mannen  bij hem verdwenen in rook.
Hierna liet Jezus mij een reusachtige klok zien, die zich uitstrekte over de  hele wereld. En ik hoorde de klok tikken. De uurwijzer stond bijna op 12 uur, en  de minuutwijzer rende rond tot hij stopte op drie minuten voor twaalf.  Steelsgewijze bewoog de minuutwijzer naar het uur. Terwijl hij bewoog werd het  tikken luider en luider tot het de hele aarde scheen te vullen.
God sprak als een bazuin en Zijn stem klonk als vele wateren: "Luister en hoor  wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wees gereed want op een tijd dat u het niet  verwacht, zak Ik wederkomen. Ik hoor de klok slaan. Het is 12 uur. De Bruidegom  is gekomen om Zijn Bruid tot Zich te nemen".
Bent u gereed voor de komst van Jezus Christus, mijn vriend? Of zult u zijn als  diegenen die zeggen: "Niet vandaag, Heer". Zult u Hem aanroepen en gered worden?  Wilt u vandaag uw hart aan Hem geven? Onthoud dat Jezus u kan en wil redden van  alle kwaad, als u Hem vandaag aanroept en u bekeert. Bid voor uw familie en uw  geliefden dat zij tot Christus zullen komen voor het te laat is.
Luister als Jezus zegt: "Ik zal u beschermen voor het kwaad. Ik zal u bewaren op  al uw wegen. Ik zal u redden. Ik zal uw geliefden redden. Roep Mij vandaag aan  en leef".
Met vele tranen bid ik dat allen die dit boek lezen zich de waarheid zullen  realiseren voordat het te laat is. De hel is voor eeuwig. Ik doe mijn uiterste  best om u alles te openbaren wat ik gezien en gehoord heb. Ik weet dat deze  dingen waar zijn. Als u de rest van dit boek leest, bid ik dat u zich zal  bekeren en Jezus Christus zal aannemen als uw persoonlijke Verlosser.
Ik hoorde de Here zeggen: "Het is tijd om te gaan. Wij zullen morgen  terugkeren".
7. De buik van de hel
De volgende nacht gingen Jezus en ik weer de hel binnen. Wij kwamen eerst in een  grote, open ruimte. Zover als ik kon zien was men bezig met boze activiteiten.  Om ons heen was een groot aantal van deze bezigheden gaande. Ik merkte op dat er  ruim drie meter bij ons vandaan, een bijzondere activiteit gaande was -  bijzonder omdat vele kwade vormen en demonische geesten zich in en uit dat  bepaalde gedeelte haastten.
De scéne leek op iets uit een griezelfilm. Waar ik ook keek zag ik zielen die  gefolterd werden, want de duivel en zijn kwade engelen waren druk bezig. Gegil  van zielepijn en wanhoop sneed door het schemerdonker.
Jezus zei: "Kind, satan is de bedrieger op aarde en de folteraar van zielen in  de hel. Vele van de demonische machten die je hier ziet gaan nu en dan ook naar  boven om op aarde te pijnigen, te kwellen en te bedriegen. Ik zal je dingen  laten zien die nog nooit eerder in zulke details gezien werden. Sommige dingen  die je ziet, gebeuren heden, terwijl andere nog moeten gebeuren in de toekomst".
Weer keek ik aandachtig voor me uit. De grond was lichtbruin van kleur, zonder  leven, zonder gras of iets groens. Alles was dood of stervende. Sommige plaatsen  waren koud en vochtig, terwijl andere plaatsen heet en droog waren. En altijd  was daar de rottende geur van brandend en halfvergaan vlees vermengd met de  stank van bedorven rottende afval en schimmel.
"Satan laat velen in de val lopen en gebruikt een groot aantal valstrikken om  Gods volk te bedriegen", zei Jezus. "Tijdens onze bezoeken aan de hel zal Ik je  vele van de listige verraderlijke trucs van de duivel laten zien".
We hadden nog maar enkele meters gelopen toen ik een duister, zwart voorwerp  onheilspellend voor ons zag opdoemen. Het scheen op en neer te bewegen, samen te  trekken en op te zwellen. En iedere keer dat het bewoog kwam er een  verschrikkelijke stank uit - een stank nog erger dan de gebruikelijke  kwalijkriekende geuren die de ruimten van de hel vulden.
Ik zal zo goed als ik kan, proberen uit te leggen wat ik zag. Terwijl het grote,  hangende, zwarte voorwerp doorging met zich samen te trekken en uit te zetten en  weerzinwekkende geuren uit te ademen, zag ik iets dat op hoorns leek, donker in  kleur, die uit het voorwerp kwamen en die omhoog gingen, de aarde in. Ik  realiseerde mij dat het een groot, zwart hart was, en dat er vele toegangen  waren. Een vreselijk voorgevoel kwam over mij.
Jezus kende mijn gedachten en zei: "Vrees niet. Dit is het hart van de hel.  Later zullen wij er doorheen gaan, maar nu moeten wij het celblok van de hel  binnengaan".
Het celblok van de hel was in een cirkel in de buik van de hel. Het celblok was  27.350 meter hoog. Toen ik omhoog keek zag ik dat er een bruine wijde greppel  was tussen de cellen en de bodem of buik van de hel. Het scheen mij toe dat de  greppel bijna 2 meter diep was, en ik vroeg mij af hoe ik daar overheen zou  komen. Ik had het maar net gedacht of we waren reeds op de strook grond naast de  eerste rij cellen. Die strook was bedoeld als een wandelweg rondom de cellen en  ook als een uitkijkpost vanwaar men het hele centrum van de hel kon overzien.
Jezus zei: "Deze dingen zijn getrouw en waarachtig. De dood en de hel zullen op  een dag in de poel van vuur geworpen worden. Tot die dag heeft de hel hier de  zeggenschap. Deze cellen zullen hier blijven, volgepakt met zondige zielen, die  lijden en gefolterd worden.
"Ik gaf Mijn leven, zodat u niet naar de hel hoeft te gaan. Ik wist dat deze  veschrikkingen werkelijk bestonden, maar de genade van Mijn Vader is even  werkelijk. Als u het Hem toestaat zal Hij u vergeven. Roep Hem vandaag aan in  Mijn naam".
8. De cellen in de hel
Jezus en ik stonden naast de eerste rij cellen, op een gangpad dat ruim een  meter breed was. Ik keek omhoog en zover als ik kon zien waren er allemaal van  die gangpaden in een grote cirkel rondom iets dat op een reusachtige put leek.  Naast het gangpad waren cellen die ingegraven waren in de aarde. Zoals  gevangeniscellen, stonden deze cellen alle in een rij, en werden door niet meer  dan een halve meter grond gescheiden.
Jezus zei: "Dit celblok is 27.350 meter hoog, beginnend op de bodem van de hel.  Hier, in deze cellen, zijn vele zielen die aan hekserij of occultisme deden.  Sommigen waren tovenaars, mediums, drugventers, deden aan afgoderij of waren  goddelozen die een 'gedienstige geest' hadden. Dit zijn de zielen die de  grootste gruwelen tegen God bewerkten - velen van hen zijn hier honderden jaren  geweest. Dit zijn degenen die geen berouw wilden tonen, en vooral zij, die de  mensen bedrogen en ze meesleepten, weg van God. Deze zielen hebben vele boze  daden tegen de Here en Zijn volk gedaan. Zij hadden een hartstocht voor het  kwade en hadden de zonde lief".
Terwijl ik de Here op de ronding van de richel volgde, keek ik naar beneden naar  het centrum van de hel, waar de grootste bedrijvigheid was. Een zwak licht vulde  het centrum, en ik kon vele vormen zien bewegen. Er waren cellen zover ik kon  kijken.
Ik dacht bij mezelf dat de martelingen in de cellen toch zeker niet  verschrikkelijker konden zijn dan die in de putten. Overal om ons heen hoorde ik  het vreselijke huilen en klagen en gillen van verdoemden in de cellen. Ik begon  mij erg ziek te voelen. Groot verdriet vulde mijn hart.
Jezus zei: "Ik laat je nu pas deze kreten horen, kind. Want Ik wil je nu tonen  hoe satan komt om te stelen, te doden en te vernietigen. Hier in de hel zijn  verschillende folteringen voor verschillende zielen. Satan dient deze  folteringen toe tot de dag van het oordeel, tot de dood en de hel in de poel van  vuur geworpen worden. Er gaat ook nu en dan een stroom van vuur door de hel  heen".
Terwijl wij op het gangpad liepen werden de geluiden sterker. Gierend gehuil  kwam vanuit de cellen. Ik liep dicht naast Jezus toen Hij stilstond voor de  derde cel. Een helder licht verlichtte de cel vanbinnen. In de cel was een oude  vrouw die in een schommelstoel zat, schommelend en schreiend alsof haar hart zou  breken. Ik weet niet waarom, maar ik was geschokt toen ik zag dat deze vrouw een  echt persoon was met een lichaam.
De cel was volkomen kaal en leeg uitgezonderd de vrouw in de schommelstoel. De  wanden van de cel waren gemaakt van lichte klei en slijk, en waren in de aarde  gezet. De hekopening overspande de hele voorkant van de cel en was gemaakt van  zwart metaal met metalen tralies en er zat een slot op. Aangezien de tralies ver  uit elkaar stonden hadden Jezus en ik een bijna onbeperkt overzicht van de cel.
De huid van de oude vrouw was askleurig - vlees vermengd met een grijsachtige  tint. Zij schommelde op en neer. Terwijl zij schommelde rolden de tranen langs  haar wangen. Ik wist door de gekwelde uitdrukking op haar gezicht dat zij  ontzettend veel pijn had en leed door een ongeziene foltering. Ik vroeg mij af  waarvan zij beschuldigd was, dat zij hier gevangen zat.
Opeens, vlak voor mijn ogen begon de vrouw van vorm te veranderen: eerst  veranderde zij in een zeer oude man, toen in een jonge vrouw, toen in een vrouw  van middelbare leeftijd en toen werd zij weer de oude vrouw die ik eerst had  gezien. Geschokt keek ik toe terwijl zij de ene na de andere verandering  onderging.
Toen zij Jezus zag riep zij: "Heer, ontferm U over mij. Verlos mij uit deze  plaats van martelingen". Zij leunde vooruit in haar stoel en strekte haar handen  uit naar Jezus, maar zij kon Hem niet aanraken. Zij bleef aanhoudend veranderen,  zodat zij gekleed was als een man, daarna als een jong meisje, vervolgens als  een vrouw van middelbare leeftijd en tenslotte weer als een oude vrouw. Al deze  gedaanteveranderingen schenen niet meer dan een paar minuten te duren.
Ik vroeg Jezus: "Waarom, Here?"
De vrouw gilde weer: "O Heer, laat me eruit, voor ze terugkomen". Zij stond nu  voorin de cel, en greep krampachtig met gebalde vuisten de tralies vast. Zij  zei: "Ik weet dat Uw liefde echt is. Ik weet dat Uw liefde waar is. Verlos mij  hieruit!" Dan als de vrouw gilde in grote angst zag ik dat iets onzichtbaars  bezig was het vlees van haar lichaam af te scheuren.
"Zij is niet wat zij schijnt te zijn", zei de Heer.
De vrouw zat weer in de stoel en begon te schommelen. Maar nu zat er niets dan  een skalet in de schommelstoel - een skalet met een vuile mist vanbinnen. Waar  dat geklede lichaam van enkele minuten geleden was, waren nu slechts  zwartgeblakerde en verbrande botten en lege oogkassen. De ziel van de vrouw  klaagde en huilde tegen Jezus in berouw. Maar haar huilen was te laat.
"Toen zij op aarde was", zei Jezus: was deze vrouw een heks en aanbad zij satan.  Zij bedreef niet alleen tovenarij, maar zij onderwees anderen in de toverkunst.  Vanaf de tijd dat zij een kind was beoefende haar familie de zwarte kunst. Zij  hadden de duisternis meer lief dan het licht.
"Vele keren", zei de Here: "riep Ik haar tot bekering. Zij spotte met Mij en  zei: "Ik vind het fijn om satan te dienen. Ik zal hem blijven dienen". "Zij  verwierp de waarheid en wilde zich niet bekeren van haar boze weg. Zij keerde  vele mensen af van de Here, sommigen van hen zijn heden ten dage met haar in de  hel. Als zij berouw had getoond zou Ik haar gered hebben en velen van haar  familie, maar zij wilde niet luisteren".
"Satan bedroog haar, want hij vertelde haar dat zij haar eigen koninkrijk zou  ontvangen als loon voor haar dienst aan hem. Zij geloofde hem. Hij zei tegen  haar dat zij nimmer hoefde te sterven, maar voor eeuwig met hem zou mogen leven.  Zij stierf, satan prijzende. Toen zij hier kwam vroeg zij hem om haar  koninkrijk. Satan, de vader der leugens, lachte haar uit en zei: "Denk je nu  werkelijk dat ik mijn koninkrijk met jou zou delen? Dit is jouw koninkrijk". Hij  sloot haar op in deze cel en martelt haar nu dag en nacht".
"Op aarde onderwees deze vrouw vele heksen, witte en zwarte heksen, in de  toverkunst. Eén van haar magische trucs was te veranderen van jonge vrouw tot  een oude vrouw van middelbare leeftijd, tot een oude vrouw en zelfs tot een oude  man. In die dagen had zij plezier in die kunstjes, en joeg er graag de gewone  heksen schrik mee aan. Maar nu lijdt zij de pijnen van de hel, en haar vlees  wordt met iedere verandering van haar weggescheurd. Zij kan het nu niet  beheersen en blijft van de ene vorm naar de andere veranderen, maar haar  werkelijke vorm is de mistige ziel binnenin haar geraamte. Satan gebruikt haar  voor zijn boze doeleinden en beschimt en bespot haar. Dikwijls wordt zij voor  satan gebracht om voor zijn plezier gefolterd te worden".
"Ik riep haar velen malen, en Ik zou haar gered hebben. Maar zij wilde Mij niet.  Nu smeekt en pleit zij om vergeving, maar het is te laat. Nu is zij verloren  zonder hoop".
Ik keek naar deze vrouw die voor altijd verloren was in lijden en pijn, en  hoewel zij een slechte vrouw was, brak mijn hart van medelijden. "Heer, hoe  ontzettend!" zei ik in tranen.
En toen, alsof Jezus en ik er niet eens waren, kwam er een vuile, bruine demon  met gebroken vleugels, ongeveer de grootte en de vorm van een grote beer, naar  de deur van haar cel en opende die met een sleutel. Hij brulde tegen haar, alsof  hij haar schrik aan wilde jagen. De vrouw gilde, in wanhopige angst, toen hij  haar begon aan te vallen en haar uit haar cel trok.
Jezus zei: "Deze demon foltert haar vaak". Ik zag hoe zij uit de cel gesleept en  meegenomen werd.
"Lieve Heer", vroeg ik: "Is er niets wat wij kunnen doen?" Ik had zoveel  medelijden met haar.
"Het is te laat!" antwoordde Jezus: "Het is te laat".
9a. De verschrikkingen van de hel
Ik begreep waarom de mensen in deze cellen in de buik van de hel verschillend  waren van degenen die ergens anders gekweld werden. Maar er was veel dat ik niet  begreep. Ik luisterde eenvoudig naar Jezus en schreef alles wat ik hoorde en zag  op voor de glorie van God.
Zo ver als het oog reikte stonden de cellen in een eindeloze cirkel. In elke cel  zat één ziel. Geklaag, gejammer, gezucht en gekerm kwam uit de cellen als wij  erlangs liepen.
We hadden nog niet ver gelopen toen Jezus weer voor een cel stopte. Toen wij  naar binnen keken, ging er een licht schijnen (Jezus maakte het licht). Ik keek  naar de ziel waarvan ik wist dat die in grote kwelling was. Het was weer een  vrouw en zij had een blauwgrijze kleur. Haar vlees was dood en de delen die  vergaan waren vielen van haar botten af. Haar beenderen waren alle verbrand tot  een diepzwart, en er hingen hier en daar nog wat voddige stukjes kleren. Wormen  kropen uit haar vlees en beenderen. Een afstotende geur vulde de cel.
Net als de vorige vrouw was ook zij gezeten in een schommelstoel. Zij hield een  lappenpop in haar armen. Terwijl zij schommelde schreide zij en hield de  lappenpop tegen zich aan. Haar lichaam schokte van de diepe snikken, en  jammerklachten kwamen uit de cel.
Jezus zei tegen mij: "Zij was ook een dienares van satan. Zij verkocht haar ziel  aan hem, zij beoefende elk soort van kwaad. Toverij is reëel", zei Jezus. "Deze  vrouw leerde en bracht in praktijk hekserij en toverij. Zij keerde velen naar  het pad van de zonde. Dezen, die hekserij onderwezen, kregen speciale aandacht  en meer macht van satan dan zij die hekserij alleen maar in praktijk brachten.  Zij was een waarzegster, een voorspelster en een medium voor haar meester.
"Zij genoot grote gunst van satan, vanwege al het kwaad dat zij bedreef. Zij  wist hoe de machten der duisternis te gebruiken voor haarzelf en voor satan. Zij  ging naar diensten waar men satan aanbad en prees satan. Zij was voor hem een  vrouw met veel macht".
Ik vroeg me af hoeveel zielen zij voor satan had misleid. Ik keek ernaar hoe dit  knokige omhulsel van een ziel schreide over een lappenpop: niets dan een vuil  stuk goed. Mijn hart deed pijn en tranen vulden mijn ogen.
Zij hield de lappenpop stijf vast, alsof die haar kon helpen, of misschien alsof  zij de pop kon helpen. Een dodengeur vulde de plaats.
Toen zag ik dat zij begon te veranderen, zoals die andere vrouw. Zij was eerst  een oude vrouw in de jaren 1930, en toen een jonge moderne vrouw. Keer op keer  maakte zij deze fantastiche transformatie, vlak voor onze ogen.
Jezus zei: "Deze vrouw stond gelijk met een prediker, maar dan voor satan.  Evenals het ware Evangelie wordt gepredikt door een echte predikant, zo heeft  satan zijn vals predikanten. Deze vrouw heeft de sterkste soort van satanische  macht, een macht die zij pas ontving toen zij haar ziel aan satan verkocht.  Satans boze gaven zijn tegengesteld aan de geestelijke gaven die Jezus schenkt  aan gelovigen. Dit is de macht der duisterenis.
"Deze medewerkers van satan werken in het occulte, in de winkels die toverboeken  en tovergerei verkopen, als handlezers, en op vele andere manieren. Een medium  van satan is een machtige satanische werker. Deze personen zijn tot het uiterste  misleid en geheel eigendom van satan. Sommige werkers der duisternis kunnen  zelfs niet tegen satan spreken tenzij hun medium voor hen spreekt. Zij offeren  mensen en dieren aan de duivel.
"Vele mensen geven hun ziel aan satan. Zij kiezen ervoor hem te dienen in plaats  van Mij. Hun keus is de dood, tenzij zij zich bekeren van hun zonden en Mij  aanroepen. Ik ben getrouw en zal ze redden van hun zonden. Velen verkopen hun  ziel aan satan denkende dat zij dan voor altijd zullen leven. Maar zij zullen  een vreselijke dood sterven.
"Satan denkt nog altijd dat hij God kan verslaan en Gods plan kan verijdelen,  maar hij was verslagen aan het kruis. Ik nam de sleutels van satan af, en Ik heb  alle macht in hemel en op aarde.
"Toen deze vrouw stierf ging zij regelrecht naar de hel. De demonen brachten  haar voor satan, en daar vroeg zij kwaad waarom de demonen haar overheersten,  want op aarde, dacht zij, heerste zij over hen. Zij hadden haar bevelen  uitgevoerd. Zij vroeg satan ook om het koninkrijk dat hij haar beloofd had.
"Satan bleef tegen haar liegen, zelfs na haar dood op aarde. Hij zei dat hij  haar weer levend zou maken en haar zou gebruiken voor zijn doeleinden. Door  misleiding had zij vele zielen tot hem gebracht, dus leken zijn leugens haar  redelijk.
"Maar tenslotte lachte satan haar uit en hoonde haar. Hij zei: "Ik heb je  bedrogen en je al die jaren gebruikt. Ik zal jou nooit mijn koninkrijk  schenken".
"De duivel bewoog zijn armen in haar richting, en het scheen dat haar vlees van  haar botten werd gescheurd. Zij gilde van de pijn, terwijl men satan een groot  zwart boek bracht. Hij opende het en ging met zijn vinger langs de bladzijden  tot hij haar naam vond.
"O ja", zei satan. "je hebt mij goed gediend op aarde. Je bracht mij meer dan  500 zielen". Hij loog toen hij vervolgde: "Je straf zal niet zo zwaar zijn als  die van de anderen".
Er kwam een kakelend boosaardig gelach uit hem. Hij stond op en wees met zijn  vinger naar de vrouw; een machtige wind rees op en vulde de plaats. Hij bracht  een geluid voort dat klonk als een brullende donder.
"Ha-ha", lachte de duivel: "probeer je koninkrijk maar te krijgen als je kan".  Toen sloeg een onzichtbare kracht haar tegen de grond.
"Je gaat mij hier ook dienen", lachte satan, toen zij trachtte op te staan. De  vrouw gilde van de pijn terwijl het vlees van haar beenderen werd afgestroopt  door de demonen.
"Zij werd weer naar deze kooi gesleept. Zij herinnerde zich satans beloften. Hij  had haar verteld dat zij alle macht zou hebben. Hij zei dat zij nimmer behoefte  te sterven. Hij vertelde haar dat hij macht had over leven en dood, en zij  geloofde hem. Haar werd verteld dat satan alles kon tegenhouden waardoor zij  gedood kon worden. Satan vertelde haar vele leugens en beloofde haar vele  dingen".
Jezus zei: "Ik ben gekomen om alle mensen te redden. Mijn verlangen is dat allen  die nog verloren zijn berouw zullen hebben en Mijn naam zullen aanroepen. Het is  niet Mijn wil dat iemand verloren zal gaan, maar dat zij het eeuwige leven  zullen hebben. Het is droevig te moeten zeggen dat de meesten zich niet van hun  zonden willen bekeren voordat zij sterven, en zij zullen naar de hel gaan. Maar  de weg naar de hemel is dezelfde voor alle mensen. Men moet wederomgeboren  worden om het Koninkrijk van God binnen te gaan. Men moet tot de Vader komen in  Mijn naam en zich van zijn zonden bekeren. Men moet in oprechtheid zijn hart aan  God geven en Hem dienen".
"Kind", vervolgde Jezus, "het volgende dat Ik je zal openbaren is nog  verschrikkelijker. Ik weet dat het je zal bedroeven. Ik wil echter dat de wereld  zal horen en weten wat de Geest tot de gemeenten zegt".
"In deze cellen, zo ver als je kunt zien, worden zielen gefolterd. Iedere keer  dat de cellen vol zijn vergroot de hel zich om meer zielen binnen te krijgen. Je  bezit al je zintuigen in de hel. En als je op aarde blind was, dan zul je in de  hel blind zijn. Als je slechts één arm had op aarde, zul je ook in de hel maar  één arm hebben".
Ik moet u zeggen dat u zich moet bekeren, want de hel is een vreselijke plaats,  een angstaanjagende plaats, een plaats van grote droefheid en eeuwigdurende  wroeging. Alstublieft, ik smeek u te geloven wat ik zeg, want het is de  waarheid. Dit alles was zo moeilijk voor mij, dat ik vele keren ziek was tijdens  de bereiding van dit verslag.
Ik zag dingen in de hel die te verschrikkelijk zijn om over te spreken - zelfs  ontzettender dan het gekerm bij het folteren, de stank van rottend vlees, de  angstwekkende helse vlammen, en de diepe putten. Ik zag ook de dingen die God  niet wilde dat ik opschreef.
Als u sterft op aarde wanneer u wedergeboren bent door de Geest van God, gaat uw  ziel direct naar de hemel. Als u een zondaar bent wanneer u sterft, gaat u  onmiddelijk naar een brandende hel. Demonen met grote ketenen zullen uw ziel  door de poorten der hel heenslepen. Daar zult u in een put geworpen en gemarteld  worden. Mettertijd zult u voor satan gebracht worden. U weet en voelt alle  dingen die u in de hel overkomen.
9b. De verschrikkingen van de hel
Jezus vertelde mij dat er een plaats in de hel is die het 'pretpark' genoemd  wordt. Zielen die gevangen zitten in de putten kunnen daar niet heengebracht  worden. Hij vertelde mij ook dat, hoewel de folteringen verschillend zijn voor  verschillende zielen, zij wel allen in het vuur branden.
Het pretpark heeft de vorm van een circustheater. Verscheidene mensen die als  vermaak moeten dienen worden naar de centrale 'ring' van het pretpark gebracht.  Dit zijn mensen die op aarde satan bewust gediend hebben. Zij zijn diegenen die  uit eigen vrije wil ervoor kozen om satan te volgen in plaats van God. Rondom de  arena zijn de andere zielen, behalve de zielen in de zwavelputten.
Degenen in de centrale ring van de arena waren leiders in de occulte wereld voor  hun dood. Zij waren mediums, waarzeggers, tovenaars, gedachtenlezers, heksen -  al diegenen die bewust de keus maakten om satan te dienen.
Toen zij op aarde leefden, misleidden zij velen en waren er de oorzaak van dat  dezen zondigden en satan volgden. De mensen die door hen misleid en door hen tot  zonde gebracht werden, kwamen om hun bedriegers te martelen. Het werd hun hoofd  voor hoofd toegestaan om ze te martelen.
Eén van die martelingen was dat de geestelijke botten uit elkaar gebroken werden  en in verschillende delen van de hel werden begraven. De ziel werd letterlijk  uiteen gescheurd en de delen over de hel verstrooid in een soort demonische  folterjacht. De verminkte zielen voelden onuitsprekelijke pijn. Zij, die buiten  de arena zaten, mochten stenen gooien naar de zielen in de ring. Iedere denkbare  methode van foltering werd toegestaan. De zielen die gemarteld werden gilden om  de dood, maar dat is de eeuwige dood. Satan gaf de bevelen voor dit alles. Het  is zijn pretpark.
Jezus zei: "Vele jaren geleden nam Ik satan de sleutels der hel af. Ik kwam en  opende deze cellen en liet Mijn volk eruit. Want in de tijd van het Oude  Testament, voordat Ik feitelijk Mijn leven op het kruis gaf, was het paradijs  vlak naast de hel. Deze cellen waren eens in het paradijs. Nu gebruikt satan ze  voor zijn kwade doeleinden en heeft er meer bijgemaakt".
"O lezer, wilt u zich niet bekeren van uw zonden voordat het voor eeuwig te laat  is? Want allen zullen in het oordeel voor Mij komen te staan. Toen Ik stierf en  herrees door de macht van God, Mijn Vader, werd het paradijs van zijn positie  bij de hel verplaatst naar een ander deel van het heelal".
Nogmaals wil ik u zeggen dat deze cellen, die 27 1/2 km hoog rijzen, dienen als  een gevangenis voor hen die eens satans medewerkers der duisternis waren, zij,  die deelnamen aan elke soort van zonde die met demonische geesten, het occulte  en duivelaanbidding te doen had.
Jezus zei: "Kom, Ik wil je iets laten zien".
Opeens zaten we ongeveer 300 meter hoog in het centrum van de buik van de hel,  midden tussen het 27 1/2 km hooge blok cellen. Vanwege de duisternis voelde ik  me alsof ik in een put was waar boven noch beneden een eind aan kwam. Een geel  licht begon de plaats te vullen. Ik hield Jezus' hand stijf vast.
"Lieve Heer", vroeg ik: "waarom zijn we hier?"
Plotseling kwam er een wind met de kracht van een orkaan en een machtig ruisend  geluid. Grote golven vuur begonnen langs de buitenwanden van de cellen omhoog te  schieten, en zetten alles wat ze tegenkwamen in vlammen. De vlammen bereikten  het binnenste van iedere cel en veroorzaakten meelijwekkende kreten van pijn en  ellende. Hoewel de vlammen Jezus en mij niet bereikten, rees angst omhoog in mij  toen ik de zielen van de verlorenen naar de achterkant van de kleine cellen zag  rennen, trachtend een schuiplaats te vinden.
Een kwaad geluid begon links van ons omhoog te rijzen. Ik keek, en daar stond  satan met zijn rug naar ons toe en hij stond geheel in brand. Hij verbrandde  echter niet, integendeel, hij veroorzaakte het vuur. Hij stond gehuld in  vlammen, genietend van het gegil van deze arme, verloren zielen. Als satan zijn  armen bewoog, schoten er grote ballen vuur uit hem.
Hartbrekend gegil en ontzettende kreten van pijn kwamen uit de cellen. De zielen  daarbinnen werden levend verbrand door deze heter dan hete poel van vuur, en  toch konden zij niet doodgaan. De demonen lachten met satan mee als hij van cel  naar cel ging om de verlorenen te folteren.
Jezus zei: "satan leeft van het kwade. Hij verheugt zich in pijn en lijden en  wint erdoor aan macht".
Ik keek naar satan terwijl een roodgele vlam met bruine randen geheel om hem  heen in sterkte toenam. Een wilde, stormachtige wind blies in zijn kleding die  niet verbrandde. De geur van brandend vlees vulde de ruimte en ik realiseerde  mij opnieuw dat de verschrikkingen van de hel reëel zijn. Satan wandelde door de  vlammen en zij konden hem niet verbranden. Hoewel ik alleen zijn rug zag kon ik  zijn kwaadaardig gelach overal horen.
Ik keek toe toen satan opvoer in een wolk van rook, de stroom van vuur met zich  meenemend naar het bovenste deel van de buik van de hel. Ik luisterde toen hij  zich omkeerde en in een luide stem verkondigde dat, tenzij al deze zielen hem  aanbaden, hij ze een beurt in de pretcirkel zou geven.
"Nee, alstublieft satan, wij zullen u aanbidden", riepen ze allemaal tegelijk en  zij begonnen met z'n allen in aanbidding voor satan te buigen. En hoe meer zij  aanbaden, hoe groter zijn honger naar verering werd. Luider en luider klonk het  eentonige geluid van het prijzen totdat de daksparren van de hel weergalmden van  het lawaai.
Jezus zei: "Al deze mensen die de cellen van de hel bewonen, hebben het ware  Evangelie gehoord terwijl zij leefden op aarde. Vele keren werd Mijn redding hen  aangeboden. Vele malen sprak Mijn Geest tot hun hart, maar zij wilden niet  luisteren of tot Mij komen om gered te worden".
Terwijl Jezus sprak, zei satan tegen zijn onderdanen: "Ha, ha, dit is jullie  koninkrijk - alles wat je ooit als koninkrijk zult krijgen. Mijn koninkrijk  bedekt de hele aarde en de wereld daaronder". Ik hoorde hem schreeuwen: "Dit is  voor eeuwig jullie bestaan!" Kreten van spijt kwamen uit de brandende cellen.
Jezus zei: "Mijn verlossing is vrij. Wie ook maar wil mag komen om gered te  worden van deze plaats van eeuwige straf. Ik zal hem niet afwijzen. Als u bij  een heks of waarzegger geweest bent, zelfs al hebt u een verbond met de duivel  gesloten, Mijn macht zal het verbreken, en Mijn vergoten bloed zal u redden. Ik  zal de kwade vloek op uw leven van u wegnemen en u van de hel verlossen. Geef  Mij uw hart opdat Ik uw ketenen zal losmaken en u zal bevrijden".
10. Het hart van de hel
's Nachts ging ik met Jezus naar de hel. Gedurende de dag had ik de hel altijd  voor ogen. Ik probeerde anderen te vertellen over wat ik zag, maar zij wilden  mij niet geloven. Ik voelde me heel erg alleen, en kon alleen doorgaan vanwege  de genade van God. Alle glorie komt de Here Jezus Christus toe.
De volgende nacht gingen Jezus en ik terug naar de hel. Ik herkende delen ervan,  omdat ik daar eerder geweest was. Hetzelfde rottende vlees, dezelfde geur van  het kwade, dezelfde muffe, hete lucht was overal. Ik was reeds erg vermoeid.
Jezus kende mijn gedachten en zei: "Ik zal je nimmer begeven of verlaten. Ik  weet dat je afgemat bent, maar Ik zal je sterken".
Jezus' aanraking sterkte mij en wij liepen verder. Voor mij zag ik een groot  zwart voorwerp, bijna zo groot als een baseball-veld; het scheen op en neer te  bewegen. Ik herinnerde mij dat mij was verteld dat dit 'het hart van de hel'  was.
Uit dit zwarte hart kwamen dingen die eruit zagen als grote takken of horens,  Zij kwamen uit het hart en gingen omhoog en uit de hel in en over de aarde. Ik  vroeg mij af of dit de horens waren waarover de Bijbel sprak.
Overal rondom het hart was de aarde droog en bruin. De aarde was verbrand en was  opgedroogd tot een roestbruine kleur, ongeveer 270 meter in alle richtingen. Het  hart was zwarter dan zwart, maar een andere kleur was ermee vermengd, zoals die  van schubben van een slangenhuid. Elke keer dat het klopte, gaf het hart een  afschuwelijke stank af. Het bewoog zich als een echt hart en klopte op en neer.  Het was omgeven door een krachtveld van het kwade.
Vol verbazing keek ik naar dit boze hart en vroeg mij af wat het doel ervan was.
Jezus zei: "Deze takken, die eruit zien als de slagaderen van een hart, zijn  leidingen die omhoog gaan door de aarde heen om bovenop de aarde kwaad uit te  braken. Dit zijn de horens die Daniël zag en zij vertegenwoordigen goddeloze  koninkrijken op aarde. Sommige ervan zijn reeds geweest, andere zullen komen, en  weer andere bestaan nu. Boze koninkrijken zullen oprijzen en de antichrist zal  heersen over vele volken, plaatsen en zaken. Indien mogelijk, zullen ook de  uitverkorenen verleid worden. Velen zullen het beest en zijn beeld aanbidden".
"Uit deze hoofdtakken of horens, zullen kleinere takken groeien. Uit deze  kleinere takken zullen demonen, boze geesten en allerlei soort bozde machten op  aarde losgelaten worden. Zij krijgen instructies van satan om vele boze werken  te doen. Deze goddeloze koninkrijken en boze machten zullen het beest  gehoorzamen, en velen zullen hem volgen naar de vernietiging. Het is hier, in  het hart van de hel, dat deze dingen beginnen".
Dit zijn de woorden die Jezus tot mij sprak. Hij gaf mij opdracht ze op te  schrijven, in een boek te schrijven, en ze aan de wereld te openbaren. Deze  woorden zijn waar. Deze openbaringen werden mij gegeven door de Here Jezus  Christus, zodat allen kennis mogen nemen van de werkingen van satan, en zullen  begrijpen welke kwade plannen hij voorbereidt voor de toekomst.
Jezus zei: "Volg Mij". Wij lepen een trap op die naar het hart leidde en een  deur werd voor ons geopend. In het hart was volkomen duisternis. Ik hoorde  geschrei, en er was een stank zo verschrikkelijk dat ik amper kon ademhalen.  Alles wat ik in het duister kon zien was Jezus. Ik liep erg dicht tegen Hem aan.
En toen, opeens, was Jezus weg! Het ondenkbare was gebeurd. Ik was alleen in het  hart van de hel. Grote angst greep mij aan. Mijn ziel werd door vrees  overweldigd en de dood nam bezit van mij.
Ik riep uit tot Jezus: "Waar bent U? Waar bent U? O, kom alstublieft terug  Heer!" Ik riep en riep, maar niemand antwoordde.
"O mijn God", jammerde ik, "hoe moet ik hieruit komen". Ik begon te rennen in de  duisternis. Als ik de wanden aanraakte leken ze te ademen; ze bewogen tegen mijn  handen. En toen was ik niet langer alleen.
Ik hoorde gelach toen twee demonen, omgeven door een flauw geel licht, mijn  beide handen grepen. Zij deden snel ketenen om mijn armen heen en begonnen mij  dieper het hart in te slepen. Ik gilde om Jezus, maar er was geen antwoord. Ik  huilde en vocht met al mijn kracht, maar zij sleepten mij voort alsof ik in 't  geheel geen weerstand bood.
Terwijl wij dieper het hart binnengingen, voelde ik een vreselijke pijn: één of  andere kracht begon langs mijn lichaam te scheuren. Het was alsof mijn vlees van  mij afgetrokken werd. Ik gilde het uit van ontzetting.
De demonen die mij gevangen namen sleepten mij naar een cel en gooiden mij naar  binnen. Toen zij de deur op slot deden, gilde ik nog harder. Zij lachten  sarcastisch en zeiden: "Huilen zal je geen goed doen. Wanneer het je tijd is,  zul je voor onze meester moeten verschijnen. Hij zal je voor zijn vermaak  folteren".
Mijn hele lichaam was nu doortrokken van de afschuwelijke geur van het hart.  "Waarom ben ik hier? Wat is er fout gegaan? Ben ik gek geworden? Laat mij eruit!  Laat mij eruit!" Ik riep zonder enig succes.
Na een tijdje begon ik de wand van de cel waarin ik was te voelen. Die was rond  en zacht als iets dat levend is. Het leefde en begon te bewegen. "O Heer," gilde  ik. : Wat gebeurt er? Jezus, waar bent U?" Maar ik hoorde alleen de echo van  mijn eigen stem.
Angst - de meest ontzettende angst - greep mijn ziel aan. Voor de eerste keer  sinds Jezus mij verlaten had, begon ik mij te realiseren dat ik verloren was,  zonder de allerminste hoop. Ik snikte hartstochtelijk en riep aanhoudend om  Jezus. Toen hoorde ik een stem in het duister zeggen: "Om Jezus roepen zal niets  helpen, Hij is hier niet".
Een vaag licht begon de plaats te vullen. Voor het eerst kon ik andere cellen  zien - cellen zoals de mijne, ingezet in de wand van het hart. Een soort web was  voor onze ogen, en een modderige, kleverige vloeistof vloeide door de cellen  heen.
Vanuit de cel naast mij zei de stem van een vrouw tegen mij: "Je bent verloren  in deze folterplaats. Je kunt hier niet uitkomen".
Ik kon haar amper zien in het zwakke licht. Zij was wakker, zoals ik was, maar  de bewoners van al de andere cellen leken wel te slapen of in een trance te  zijn. "Geen hoop", riep de vrouw: "geen hoop!"
Een gevoel van intense eenzaamheid en uiterste wanhoop kwam over mij. De woorden  van de vrouw hielpen niet! Zij zei: "Dit is het hart van de hel. Hier worden wij  gemarteld, maar onze martelingen zijn niet zo erg als die in andere delen van de  hel". Ik vond later uit dat zij had gelogen toen zij zei dat er daar niet zoveel  folteringen waren als elders.
Zij vervolgde: "Soms worden we voor satan gebracht en dan foltert hij ons voor  zijn eigen vermaak. Satan voedt zich met onze pijn en groeit in sterkte bij het  horen van onze kreten van wanhoop en pijn. Onze zonden zijn altijd voor ons. Wij  weten dat wij goddeloos zijn. Wij weten ook dat wij eens de Here Jezus kenden,  maar Hem weigerden en God de rug toekeerden. Wij deden precies waar we zelf zin  in hadden. Voordat ik hier kwam was ik een prostituée. Ik nam mannen en vrouwen  voor hun geld en wat we deden noemde ik "liefde". Ik richtte vele gezinnen te  gronde. Vele lesbiennes, homofielen en overspeleres zijn in deze cellen".
Ik riep uit in de duisternis: "Ik hoor hier niet. Ik ben verlost. Ik ben van  God. Waarom ben ik heir?" Maar er was geen antwoord.
Toen kwamen de demonen terug en openden mijn celdeur. De éne trok mij terwijl de  andere mij duwde langs een ruw, oneffen pad. De aanraking van de demonen was als  een brandende vlam tegen mijn vlees. Zij deden mij pijn.
"Jezus, waar bent U? Help mij, alstublieft, Jezus!" riep ik.
Een loeiend vuur sprong vlak voor mij omhoog, maar voordat het mij aanraakte  stopte het. Nu leek het alsof mijn vlees van mijn lichaam gescheurd werd. De  meest folterende pijn werd over mij uitgestort. De pijn die ik voelde was  ongelooflijk. Iets onzichtbaars was mijn lichaam aan 't verscheuren, terwijl  boze geesten in de vorm van vleermuizen mij over mijn hele lichaam beten.
"Lieve Here Jezus", schreide ik: "waar bent U? Alstublieft, laat me eruit!"
Ik werd geduwd en getrokken totdat ik in een wijd-open plaats kwam in het hart  van de hel, en toen werd ik neergegooid voor een vuil soort altaar. Op het  altaar lag een groot open boek. Ik hoorde een boosaardig gelach en realiseerde  mij dat ik in het vuil voor satan lag.
Satan zei: "Eindelijk heb ik je!"
Vol afgrijzen deinsde ik terug, maar realiseerde mij al gauw dat hij niet naar  mij keek maar naar iemand voor mij. satan zei: "Ha, ha, eindelijk heb ik de kans  om je van deze aarde te vernietigen. Laat mij zien wat voor soort straf het zal  zijn". Hij opende het boek en zijn vinger gleed langs de pagina's. De naam van  de ziel werd genoemd, en de straf werd vastgesteld.
"Mijn Heer", huilde ik: "kan dit allemaal echt gebeuren?"
Ik was de volgende en de demonen duwden mij een podium op en dwongen mij om voor  satan te buigen. Hetzelfde boosaardige lachen klonk mij tegemoet. "Ik heb heel  lang op je gewacht en eindelijk heb ik je", riep hij met kwaadaardige genoegen.  "Je probeerde aan mij te ontsnappen, maar nu heb ik je".
Een angst zoals ik nog nooit had gevoeld viel op mij. Mijn vlees werd weer van  mijn botten getrokken en een grote keten werd om mijn lichaam gewonden. Ik keek  naar mijzelf toen de keten om mij werd gelegd. Ik zag eruit als de anderen. Ik  was een skelet, vol dode beenderen. Wormen kropen binnenin mij, en een vuur  begon bij mijn voeten en hulde mij in vlammen.
Ik riep weer: "O, Jezus, wat is er gebeurd? Waar bent U Jezus?"
Satan lachte en lachte. "Er is geen Jezus hier", riep hij: ik ben nu jou koning.  Je zal hier voor altijd bij mij zijn. Je bent nu van mij".
Ik werd gegrepen door verschrikkelijke emoties. Ik kon God niet voelen, noch  liefde, noch vrede, noch warmte. Maar ik had een heel sterk gevoel van vrees,  haat, en ontzettende pijn, en bovenmatige smart. Ik riep tot de Here Jezus om  mij te redden, maar er kwam geen antwoord.
Satan zei: "Nu ben ik je heer" en hij hief zijn armen op om een demon op te  roepen. Meteen kwam een lelijke boze geest het podium op tot waar ik stond en  greep mij. Hij had een groot lichaam, met een gezicht als een vleermuis, klauwen  in plaats van handen, en er ging een kwade reuk van hem uit.
"Wat zal ik met haar doen, heer satan?" vroeg de boze geest, terwijl een andere  demon die haar had over zijn hele lichaam en een gezicht had als een wild zwijn,  mij ook beetgreep.
"Neem haar mee naar het diepste deel van het hart - een plaats waar  verschrikkingen altijd voor haar ogen zullen zijn. Daar zal zij leren mij heer  te noemen".
Ik werd meegesleurd naar een donkere, donkere plaats en in iets gesmeten dat  koud en klam aanvoelde. O, hoe kon men zich koud en tegelijkertijd brandend  voelen? Ik wist het niet. Maar het vuur brandde mijn lichaam en de wormen kropen  over en door mij heen. Het klagen van de doden vulde de ruimte.
"O Here Jezus", riep ik wanhopig: "waarom ben ik hier? Lieve God, laat me  sterven".
Plotseling vulde een licht de plaats waar ik zat. Jezus verscheen en nam mij in  Zijn armen, en onmiddelijk was ik terug in mijn huis.
"Lieve Here Jezus, waar was U?" schreide ik en de tranen vloeiden over mijn  wangen.
Jezus sprak teder: "Mijn kind, de hel is werkelijkheid. Maar je zou het nooit  zeker weten, tenzij je het voor jezelf had ervaren. Nu ken je de waarheid en  weet je wat het is om waarlijk verloren te zijn in de hel. Nu kun je anderen  erover vertellen. Ik moest je hier doorheen laten gaan, zodat je het zonder  twijfel zou weten".
Ik was zo bedroefd en zo moe. Ik stortte ineen in de armen van Jezus. En ook al  herstelde Hij mij geheel, toch wilde ik ver, ver weg gaan - weg van Jezus, weg  van mijn familie, weg van iedereen.
Gedurende de volgende dagen dat ik thuis was, was ik erg ziek. Mijn ziel was erg  bedroefd en de verschrikkingen van de hel zag ik altijd voor mij. Het duurde  vele dagen voordat ik ten volle hersteld was.
11. Buitenste duisternis
Nacht na nacht gingen Jezus in ik terug de hel in, zodat ik verslag kon  uitbrengen van deze vreselijke waarheden. Elke keer dat wij het hart passeerden  liep ik heel dicht naast Jezus. Een enorme vrees greep mijn ziel aan, iedere  keer dat ik mij herinnerde wat mij daar was overkomen. Ik wist dat ik door moest  gaan om zielen te redden. Maar het was alleen vanwege de genade van God dat ik  terug kon gaan.
Wij stopten voor een groep demonen die satan prezen en hem toezongen. Het scheen  dat zij zich geweldig amuseerden. Jezus zei: "Ik zal je laten horen wat zij  zeggen".
"Wij gaan vandaag naar dat huis en zullen degenen die daar zijn martelen. Wij  krijgen meer macht van heer satan als we dit op de juiste manier doen", zeiden  ze. "O ja, wij gaan ze veel pijn en ziekte brengen en veel leed aandoen". Zij  begonnen te dansen en liederen van aanbidding voor satan te zingen, zich  verheugend in het kwade.
Een demon zei: "Wij moeten wel erg uitkijken voor de mensen die in Jezus  geloven, want zij kunnen ons uitdrijven".
"Ja", zei een ander: "voor de naam van Jezus moeten we op de vlucht gaan".
Tenslotte zei nog een boze geest: "Maar we gaan niet naar hen toe die Jezus en  de macht van Zijn naam kennen".
Jezus zei: "Mijn engelen bewaren Mijn volk voor boze geesten, en ze zijn niet  voorspoedig in hun werken. Ik bescherm ook velen van de nog "ongeredden", ook al  weten zij het niet. Ik heb vele engelen in Mijn dienst, die satans kwade plannen  verhinderden.
"Er zijn vele demonen in de lucht en op aarde" zei Jezus. "Ik heb je toegestaan  sommige van deze demonen te zien, maar anderen kunnen ze niet zien. Dat is de  reden waarom de waarheid van het Evangelie aan iedereen gepredikt moet worden.  De waarheid zal de mensen vrij maken, en Ik zal ze beschermen tegen het kwaad.  Er is verlossing en bevrijding in Mijn naam. Ik heb alle macht in hemel en op  aarde. wees niet bevreesd voor satan, maar vrees God".
Toen wij onze weg door de hel vervolgden, kwamen we een zeer grote en zeer  donkere man tegen. Hij was omgeven door duisternis en had het uiterlijk van een  engel. Hij hield iets in zijn linkerhand.
Jezus zei: "Deze plaats wordt de buitenste duisternis genoemd".
Ik hoorde geween en tandengeknars. Tot op die tijd had ik nog nooit zulke  uiterste wanhoop ontmoet als in deze plaats. De engel die voor ons stond had  geen vleugels. Hij leek ongeveer 9 meter lang, en hij wist precies wat hij deed.  Hij had een groot schijf in zijn linkerhand en hij draaide langzaam rond terwijl  hij deze schijf hoog ophief alsof hij zich voorbereidde om die te gooien.
Er was een vuur middenin de schijf en de buitenste rand was zwart. De engel  hield zijn hand onder de schijf en reikte ver naar achteren om meer werpkracht  te kunnen ontwikkelen.
Ik vroeg mij af wie deze reusachtige engel was en wat hij op het punt stond te  doen.
Jezus kende mijn gedachten en zei nog eens: "Dit is de buitenste duisternis.  Herinner je dat Mijn Woord zegt: "De kinderen van het Koninkrijk zullen  uitgeworpen worden in de buitenste duisternis: daar zal het geween zijn en het  tandengeknars" (Mattheüs 8:12).
"Heer", zei ik: "bedoelt U dat Uw dienaars hier zijn?"
"Ja", zei Jezus: "dienaars die zich afkeerden nadat Ik ze geroepen had. Dienaars  die de wereld meer liefhadden dan Mij en die teruggingen om zich te wentelen in  de modder van de zonde. Dienaars die niet wilden staan voor de waarheid en voor  heiligheid. Het is beter om nooit te beginnen dan terug te keren nadat men Mij  begon te dienen".
"Geloof Mij", zei Jezus: "als je zondigt dan heb je een advocaat bij de Vader.  Als je berouw hebt van je zonden zal Ik rechtvaardig zijn om je te reinigen van  al je ongerechtigheden. Maar als je je niet wilt bekeren dan zal Ik komen op een  tijd dat je het niet verwacht en je zult afgesneden worden met de ongelovigen en  geworpen worden in de buitenste duisternis".
Ik keek toe en zag hoe de donkere engel de grote schijf heel ver de duisternis  in wierp.
"Mijn Woord bedoelt precies wat het zegt: "Zij zullen geworpen worden in de  buitenste duisternis".
En toen, onmiddelijk, waren Jezus en ik in de lucht en volgden deze schijf door  het luchtruim. Wij kwamen bij de buitenkant van de schijf en keken naar binnen.
Er was een vuur in het midden van de schijf (disk), en mensen zwommen in en uit  onder de vlammende golven. Er waren hier geen demonen of boze geesten, alleen  zielen, brandende in een poel van vuur.
Buiten de schijf was de zwartst mogelijke duisternis. Alleen het licht van de  vlammen verlichtte de nacht. In dat licht zag ik mensen die probeerden naar de  buitenzijden van de schijf te zwemmen. Sommigen van hen hadden bijna de  buitenkant bereikt, toen een zuigende kracht vanuit het binnenste van de schijf  hen terugsleepte de vlammen in. Ik keek toe terwijl hun vormen verandereden in  skeletten met mistige-grijze zielen. Toen wist ik dat dit niets anders was dan  een ander deel van de hel.
En toen zag ik, als in een visioen, engelen zegels openen. Natiën en  koninkrijken bleken daaronder weggesloten te zijn. Als de engelen de zegels  openden, marcheerden mannen en vrouwen, jongens en meisjes regelrecht de vlammen  in.
Ik keek toe in ijzingwekkende fascinatie, mij afvragend of ik enige van de  gevallen dienaars van de Heer die voorbij marcheerden, kende. Ik kon mijn hoofd  niet afwenden van het gezicht van de zielen die regelrecht het vuur inliepen, en  niemand probeerde hen te stoppen.
Ik riep: "Here, alstublieft, stop ze voordat ze bij het vuur zijn!".
Maar Jezus zei: "Wie oren heeft, laat hem horen, wie ogen heeft, laat hem zien.  Mijn kind, roep het uit tegen de zonde en het kwaad. Zeg tegen Mijn dienaars dat  zij getrouw moeten zijn en de naam van de Here moeten aanroepen. Ik neem je mee  door deze verschrikkelijke plaats opdat je hun kan vertellen over de hel".
Jezus vervolgde: "Sommigen zullen je niet geloven. Sommigen zullen zeggen dat  God te goed is om mannen en vrouwen naar de hel te sturen. Maar zeg tegen hen  dat Mijn Woord de waarheid is. Vertel hun dat de lafhartigen en ongelovigen hun  deel zullen hebben in de poel van vuur".
12. Horens
Jezus zei; "Vanavond Mijn kind, gaan wij naar verschillende delen van het hart  van de hel. Ik wil je vertellen over de horens en je laten zien hoe deze  gebruikt zullen worden om boze geesten en demonische machten naar het oppervlak  van de aarde te geleiden".
Terwijl Jezus sprak begon ik getuige te zijn van een open visioen. In het  visioen zag ik een oude boerderij, die er doods en grijsachtig uitzag, omringd  door vele dode bomen en hoog, dood gras. Het erf rondom de boerderij was bezaaid  met dode rommel. Er was daar geen leven. De boerderij zag eruit alsof zij aan  het zinken was in het centrum van het veld. Er waren geen andere gebouwen te  zien.
De dood was overal. Ik wist dat deze boerenwoning deel uitmaakte van de hel,  maar ik kon nog niet begrijpen wat het was dat ik zag. Binnenin het huis, achter  de vuile ramen zag ik grote schaduwen in menselijke vorm. Er ging iets slechts  uit van hun verschijning. Eén van de vormen bewoog naar de buitendeur en opende  die.
Ik bleef kijken als een reusachtige man met geweldige spieren de deur uitkwam en  op de waranda bleef staan. Ik zag hem duidelijk. Hij was ongeveer 2 meter lang,  met de lijvige bouw van een gewichtheffer. Zijn kleur was hetzelfde dode grijs  als de omgeving. Hij droeg alleen een broek, die net zo grijs en doods van kleur  was als de blote huid van zijn bovenlichaam. Zijn vlees was als schubben, en  zijn hoofd was erg groot. Zijn hoofd was in feite zo ontzettend groot dat zijn  benen gebogen waren vanwege het zware gewicht dat ze moesten dragen. Zijn voeten  waren gehoefd, zaoals de poten van een varken. Zijn gezicht was bars en  boosaardig en hij zag er heel oud uit. Zijn ogen waren dood en zijn gezicht was  erg breed.
In het visioen zag ik dit afschuwelijk schepsel van de waranda afstappen. De  aarde schudde als hij bewoog en er groeiden horens uit de kruin van zijn hoofd -  grote horens die groter en langer werden tot ze uit het gezicht verdwenen.  Terwijl hij liep zag ik dat de horens groeiden, heel erg langzaam. Er begonnen  nog meer horens uit zijn hoofd te groeien. Kleine horens ontsproten aan de  grotere. Ik zag dat zijn hoofd was als een beest - een krachtig, kwaadaardig  beest, vol van vernietiging. Bij elke stap die hij nam beefde de aarde.
Jezus zei: "Let op".
Ik zag hoe de horens hun weg omhoog vonden, en eindigden in huizen, kerken,  ziekenhuizen, kantoren en gebouwen van allerlei soort, over de gehele aarde. De  horens richtten overal grote schade aan. Ik zag dat het beest sprak en boze  geesten werden op de aarde uitgespuwd. Ik zag hoe vele mensen verleid werden  door deze demonische machten en in satans valstrikken vielen.
Wij zitten middenin een oorlog, dacht ik, goed tegen kwaad.
"Wij voeren oorlog", hoorde ik de Geest van de Here zeggen: "goed tegen kwaad".
Donkere wolken kwamen uit de horens en verborgen de vele boze vormen die  uitgingen over de aarde. Al de gruwelen die God verfoeit, waren daar. Ik zag  koninkrijken oprijzen uit de aarde, en miljoenen mensen begonnen deze boze  machten te volgen. Ik zag dat de oude horens werden verwijderd en er nieuwe  horens in hun plaats groeiden.
Ik hoorde Jezus zeggen: "Dit begint nu plaats te vinden! Deze dingen zijn en  waren en zullen zijn. De mensen zullen meer liefde hebben voor zichzelf dan voor  God. Het kwaad zal hand over hand toenemen in de laatste dagen. Mannen en  vrouwen zullen huizen, auto's, landen, gebouwen, zaak, hun zilver en goud meer  liefhebben dan Mij".
"Bekeert u" zei Hij: "Want Ik ben een naijverig God. Niets kan de plaats innemen  van uw aanbidding van Mij - geen zoons, dochters, echtgenotes of echtgenoten.  Want God is Geest, en Hij moet aanbeden worden in Geest en Waarheid".
Ik keek toe als de horens bewogen over de oppervlakte van de aarde, en hoog  oprezen in de lucht. Nieuwe koninkrijken rezen op, en er was oorlog en  vernieling door het hele land. Er waren velen die het beest aanbaden.
Het kwade beest met de horens liep heen en weer alsof het aan 't nadenken was,  en de aarde schudde onder zijn gewicht. Na enige minuten ging het terug naar de  boerderij. Donkere wolken rezen op en er waren vele doden in het land.
Ik zag hoe de wereld middenin een grote verdrukking was, en ik begon met mijn  hele hart te bidden. "O Here, help ons", riep ik uit. Toen rezen twee grote  beesten in geestesvorm uit de aarde en begonnen oorlog te voeren tegen elkaar.  Ik wist dat zij uit de hel kwamen.
Een mensenzee stond te kijken naar deze twee boosheden. En toen zag ik iets  tussen hen in uit de grond oprijzen. Zij stopten hun gevecht en stonden nu aan  iedere kant van een groot schip. Beide beesten probeerden het schip te  vernietigen, maar konden het niet klaarspelen. Zij duwden het terug onder de  aarde en begroeven het tussen hen in. Zij stonden vlak tegenover elkaar, klaar  om hun oorlogvoering te hervatten.
Ik hoorde een stem zeggen: "Zie toe".
Terwijl ik keek, verscheen er een licht op de plaats van de grond waar het schip  begraven was. Toen verscheen het schip weer op de aarde en werd een grote  schijf. De twee beesten begonnen een andere vorm aan te nemen en werden groot en  zwart. Voorin de disk werd een deur geopend en een sterke lichtstraal onthulde  de trap. De trap ging naar beneden, lager en lager binnenin de aarde en ik  hoorde een stem zeggen: "Naar de hel!"
Er was een sterk gevoel van boosheid in de lucht, en ik voelde mij verloren en  bevreesd terwijl ik keek. Een vlammende kracht kwam uit de schijf en ik kon  nergens heenvluchten. Ik voelde mij gevangen, ook al was ik in de Geest.
Bijna onmiddelijk hief Jezus mij hoger en hoger op net zolang tot ik neerkeek op  het visioen. Maar nu was de trap een lift geworden, die op en neer bewoog vanuit  het hart van de aarde.
Toen ik naast Jezus was voelde ik mij veilig en beschermd. "Het zal voortkomen  uit de hel" hoorde ik een stem zeggen.
Jezus zei: "Dit zal zijn. Dit moet nog komen. Schrijf het op zodat allen het  zullen weten".
In mijn visioen bracht de lift de demonische machten en boze geesten naar  omhoog. De twee beesten stonden elk aan een kant van het schip, en ik zag dat  zij weer begonnen te veranderen. Ik hoorde het geluid van een groot lawaai; het  geluid van motoren die op hoge snelheid draaiden. De koppen van de beesten  werden groot en een licht begon hun handen te vullen. Ik zag toen hoe de twee  beesten en het schip één geheel werden.
Vele zielen marcheerden één van die beesten binnen alsof zij in hun slaap  wandelden. Urenlang keek ik naar dit gruwelijke gezicht, tot tenslotte één van  de beesten volgepakt was met mensen. Terwijl ik luisterde kwam van het ene beest  een brullend geluid alsof een vliegtuig zich klaarmaakte voor de vlucht. Het  beest had zijn kracht van het schip ontvangen. Toen hij begon te vliegen was hij  weer in de vorm van een man. Terwijl hij vloog scheen zijn hoofd vol lichten te  zijn en grote krachten gingen van hem uit. Toen hij verdween in de lucht  veranderde zijn hoofd weer in het schip.
Ik kon nog altijd het geluid van het eerste beest horen, terwijl ik keek hoe het  tweede beest zich vulde met zielen. Toen hij vol was ging het tweede beest recht  omhoog zoals een raket. Hij vloog naar het andere beest, en beiden bewogen zich  langzaam voort, en verdwenen in de grijze lucht. Ook het tweede beest had de  vorm van een man aangenomen. Ik hoorde een bulderend geluid toen zij uit het  gezicht verdwenen.
Ik vroeg mij af wat dit betekende. Ik zag het schip, of de disk, zich weer in de  aarde nestelen. De aarde overdekte het totdat het weer onzichtbaar was. Toen het  visioen begon te vervagen zag ik een grote gerechtszaal, en ik dacht aan het  oordeel van de grote witte troon.
13. De rechterarm van de hel
Na het eerste visioen gingen Jezus en ik naar een andere gedeelte van de hel.  Jezus zei: "Deze dingen die je ziet zijn voor de eindtijd". Weer zag ik een  visioen.
Jezus zei: "Wij zijn in de rechterarm van de hel".
Wij beklommen een hoge, droge heuvel. Bovenop de heuvel gekomen keek ik naar  beneden en zag een warrelende rivier. Er waren geen zwavelputten of demonen of  boze geesten, alleen die grote rivier die stroomde tussen ongeziene oevers. De  oevers van de rivier waren verborgen in de duisternis. Jezus en ik liepen naar  de rivier toe en ik zag dat die vol bloed en vuur was.
Toen ik nauwlettender keek zag ik vele zielen, elk geketend aan een ander. Het  gewicht van de ketenen sleurde hen onder het oppervlak van de poel van vuur. De  zielen in de hel waren in het vuur van de hel. Ik zag ook dat zij in de vorm van  geraamten waren met mistig-grijze zielen.
"Wat is dit?" vroeg ik de Here.
Dit zijn de zielen van de ongelovigen en de goddelozen. Zij hadden hun eigen  vlees meer lief dan God. Zij waren mannen die mannen liefhadden, en vrouwen die  vrouwen liefhadden. Zij wilden zich niet bekeren en gered worden van hun zonde.  Zij genoten van hun leven van zonde en versmaadden Mijn verlossing".
Ik stond naast Jezus en keek in de poel van vuur. Het vuur begon te loeien als  een grote oven, zich voortbewegend en alles verslindend wat in zijn pad kwam.  Snel vulde het bijna de gehele rechterarm van de hel.
Het vuur naderde tot vlakbij ons - nog geen halve meter - maar raakte ons niet  aan. De rivier verbrandde alles wat haar in de weg kwam. Ik keek naar Jezus'  gezicht en het was bedroefd en teder. Op Zijn gezicht stond nog altijd liefde en  medelijden voor deze verloren zielen te lezen. Ik begon te schreien en wenste  dat ik deze plaats van martelingen kon verlaten, het was bijna ondragelijk om  verder te gaan.
Ik keek nog eens naar de zielen in het vuur. Zij waren een vurig rood, en hun  botten waren zwartgeblakerd. Ik hoorde hoe de zielen het uitschreeuwden van  spijt en verdriet.
De Here zei: "Dit is hun foltering. Zij zijn keten na keten met elkaar  verbonden. Zij begeerden het vlees van hun eigen soort, mannen met mannen en  vrouwen met vrouwen, en deden wat onnatuurlijk was. Zij verleidden vele jonge  meisjes en jongens tot zondige handelingen. Zij noemden het liefde, maar het  einde was zonde en dood".
"Ik weet dat vele jongens en meisjes, mannen en vrouwen, tegen hun wil gedwongen  werden zulke afschuwelijke handelingen te verrichten. Dit weet Ik en Ik zal hun  deze zonde niet aanrekenen. Onthoud echter dit" vervolgde Jezus: "Ik weet alle  dingen, en de personen die deze jongens en meisjes tot zonde dwongen, hebben een  zwaardere straf. Ik zal rechtvaardig oordelen. Tegen de zondaar zeg Ik: "Bekeer  u, en Ik zal genadig zijn. Roep Mij aan, en Ik zal horen".
Telkens weer riep Ik deze zielen om zich te bekeren en tot Mij te komen. Ik zou  ze vergeven hebben en ze gereinigd hebben; in Mijn naam konden ze bevrijd  worden. Maar zij wilden niet naar Mij luisteren. Zij wilden de lust van het  vlees liever dan de liefde van de levende God. "Wees heilig, want Ik ben heilig.  Raak het onreine niet aan, en Ik zal u tot Mij nemen", zei de Here.
Ik voelde mij erg ziek toen ik naar de zielen keek in de poel van vuur.
"Als zij zich maar tot Mij hadden gekeerd, voordat het te laat was", vervolgde  Jezus. "Mijn bloed is vergoten opdat iedereen tot Mij kan komen. Ik gaf Mijn  leven opdat zelfs de slechtste zondaar zou kunnen leven".
Menigten zielen gingen ons voorbij in de vlammende rivier. Boven en onder de  golven van vuur, gingen zij, zonder dat zij konden ontkomen aan het verbranden  en zwemmen in de brandende rivier. Ik hoorde de kreten van spijt als de bloedige  rivier langs ons stroomde.
Wij liepen langs een pad naast de rivier. Vóór ons, zittend op een heuvel, was  een grote vrouw. Zij zwaaide heen en weer alsof zij dronken was. Op haar waren  de woorden geschreven: "Mysterie Babylon".
Ik wist nu dat de moeder der gruwelen op de aarde, uit de hel kwam. Een kwade,  machtige kracht ging van haar uit. Ik zag menigten, volken en allerlei tongen en  talen onder haar. Zij had zeven hoofden en tien horens. In haar werd gevonden  het bloed van de profeten, de heiligen en allen die op aarde gedood waren.
"Kom uit hun midden, en scheid u af" zei de Heer. "Wanneer het haar tijd is zal  zij vernietigd worden".
Wij liepen door, langs de vrouw met de horens op haar hoofd. Alles begon donker  te worden. Nu was Jezus het enige licht. Wij liepen door totdat wij bij een  andere heuvel kwamen. In de verte kon ik hete vlammen in de lucht zien. De  atmosfeer werd drukkend heet.
Wij liepen rond de heuvel en kwamen bij een grote deur met gleuven erin  gesneden. De deur was in de zijkant van de heuvel gezet. Er was een grote  ketting op de deur, en woedende vlammen kwamen eruit. De deur was ook gegrendeld  met grote sloten. Ik vroeg mij af wat het alles betekende.
Opeens verscheen in de deuropening de donkere figuur van een man, gekleed in een  lange donkere cape. Zijn gezicht zag er erg oud en erg vermoeid uit. De huid van  zijn gezicht was strak gespannen over de beenderen van zijn doodshoofd. Hij zag  eruit alsof hij zo'n duizend jaar oud was.
Jezus zei tegen mij: "Achter die deur is de bodemloze put. Mijn Woord is de  waarheid".
De vlammen achter de deur reikten hoger totdat de deur bolstond van de druk van  de hitte.
"Lieve Heer", zei ik: "Ik zal zo blij zijn wanneer satan in de bodemloze put  wordt geworpen en al deze vreselijke dingen tijdelijk ophouden".
Hij antwoordde: "Kom en hoor wat de Geest tot de gemeenten zegt: Het einde is  nabij en Ik roep de zondaren tot bekering opdat zij gered worden. Kijk nu".
Wij stonden in een open ruimte en ik was met de Here in de Geest. Ik keek en zag  een open visioen. In dat visioen zag ik een vurig serpent die met zijn enorme  staart in de lucht begon te slaan. Ik keek toe terwijl dit geestelijke serpent  bewoog met ontzagwekkende kracht.
Toen zag ik hem teruggaan naar de rechterarm van de hel, waar hij wachtte. Ik  wist dat hij de aarde niet kon slaan voordat Gods Woord vervuld zou zijn.
Ik zag vuur en rook opstijgen uit de aarde en ik zag hoe een vreemde mist zich  begon te vormen over de aarde. Hier en daar zag ik plekken duisternis  verschijnen. Horens begonnen te groeien uit de kop van het vurige serpent. Deze  spreidden zich uit totdat zij de gehele aarde bedekten. Er waren boze geesten en  duivels aanwezig. Toen zag ik het boze, vurige serpent uit de rechterarm van de  hel komen. Hij begon de aarde te slaan met groot geweld, en hij beschadigde en  vernietigde vele mensen.
Jezus zei: "Dit zal gebeuren in het einde der tijden. Kom hogerop".
Lezer, als u één van de zonden doet waarover ik geschreven heb, houd op met  zondigen alstublieft, en roep Jezus aan, vraag of Hij u wil redden. U hoeft niet  naar de hel te gaan. Roep de Here aan, terwijl Hij nabij is. Hij zal u horen en  redden. Wie de naam van de Here aanroept zal behouden worden.
14. De linkerarm van de hel
Een profetie van Jezus voor iedereen
Jezus zei: "Deze dingen beginnen nu te geschieden op aarde, zij moeten nog  komen, en komen spoedig op de gehele aarde. Het vurige serpent is een deel van  het beest. De profetieën die u nu zult lezen zijn waarachtig. De openbaringen  zijn waarheid. Waakt en bidt. Hebt elkander lief. Bewaart uzelf heilig. Houdt uw  handen rein.
"Mannen, hebt uw vrouwen lief evenals Christus de Gemeente liefhad. Echtgenoten  en echtgenotes hebt elkander lief evenals Ik u heb liefgehad. Ik heb het  huwelijk ingesteld en zegende het met Mijn woord. Houdt het huwelijksbed heilig.  Reinigt uzelf van alle ongerechtigheid en weest rein, evenals Ik rein ben.
"De heilige mensen van God zijn weggevoerd door vleiers. Weest niet misleid; God  laat niet met Zich spotten. U zult begrip ontvangen als u uw oren wilt openen en  naar Mij wilt luisteren. Dit is de boodschap van de Here aan de gemeenten. Hoedt  u voor de valse profeten die in Mijn heilige plaats staan en u misleiden met  vleierijen. O aarde, Mijn heilig volk is in slaap gevallen bij het horen van  valse leerstellingen. Wordt wakker! Wordt wakker! Ik zeg u dat alle  ongerechtigheid zonde is. Reinigt uzelf van alle zonde van het vlees en de  geest.
"Mijn heilige profeten leefden heilige levens, maar u bent in opstand tegen Mij  en Mijn heiligheid gekomen. U hebt kwaad over uzelf gebracht. U hebt gezondigd  en uzelf onder de gebondenheid gebracht van ziekte en dood. U heeft  ongerechtigheid bedreven en hebt slecht gehandeld en bent weerspanning tegen Mij  geweest. U bent afgeweken van Mijn verordeningen en Mijn uitspraken. U heeft  niet geluisterd naar de woorden van Mijn dienaren, de profeet en de profetes.  Vloek in plaats van zegen is over u gekomen en u weigert nog altijd tot Mij  terug te keren en u van uw zonden te bekeren.
"Indien u terugkeert en berouw hebt van uw zonden en u wilt Mij eren met de  vrucht van gerechtigheid, zal Ik uw huis zegenen en uw huwelijksbed eren. Als u  zich wilt verootmoedigen en Mij wilt aanroepen, zal Ik horen en u zegenen.
"Luistert, gij dienaars van Mijn heilig Woord. Leert Mijn volk niet te zondigen  tegen hun God. Herinnert u, dat het oordeel begint bij het huis van God; tenzij  u zich bekeert, zal Ik u verwijderen, vanwege de zonden die u Mijn volk  onderwezen hebt. Denkt u dat Ik blind ben, zodat Ik niet kan zien en doof zodat  Ik niet kan horen?
"Gij, die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houdt, en uw zakken vult met  zilver en goud ten koste van de armen - bekeert u, zeg Ik, voordat het te laat  is. Op de dag van het oordeel zult u alleen voor Mij staan om rekenschap te  geven van wat u deed met Mijn heilig Woord. Als u in berouw tot Mij roept zal Ik  de vloek van uw landen wegnemen en u zegenen met een machtige zegen. Als u zich  wilt bekeren en u zich zult schamen voor uw zonden zal Ik u barmhartigheid  betonen en Mij over u ontfermen, en Ik zal uw zonden niet meer gedenken. Bidt  opdat u een overwinnaar zult zijn.
"Ontwaakt tot het leven en leeft. Betoont spijt tegenover mensen die u op een  dwaalweg hebt gebracht en een valse leer hebt onderwezen. Zegt tot hen dat u  gezondigd heeft en dat u Mijn schapen verstrooid hebt. Zegt hen dat u berouw  hebt.
"Zie, Ik ben bezig een heilig leger te bereiden. Zij zullen machtige daden voor  Mij doen, en uw hoge plaatsen teniet doen. Het is een leger van heilige mannen  en vrouwen, jongens en meisjes. Zij zijn gezalfd om het ware Evangelie te  prediken, om handen op de zieken te leggen en zondaren tot bekering te roepen.
"Dit is een leger van ardeiders, huisvrouwen, ongehuwde mannen en vrouwen, en  schoolkinderen. Zij zijn gewone mensen, want niet vele hooggeplaatsten hebben  gereageerd op Mijn oproep. In het verleden waren zij onbegrepen en slecht  behandeld, misbruikt en verstoten. Maar Ik heb hen gezegend met vrijmoedigheid  in heiligheid en geest. Zij zullen beginnen Mijn profetie te vervullen en zullen  Mijn wil doen. Ik zal in hen wandelen, in hen spreken en in hen werken.
"Zij zijn degenen die zich tot Mij gekeerd hebben met heel hun hart, ziel,  verstand en kracht. Dit leger zal velen doen ontwaken, velen tot gerechtigheid  en reinheid van geest brengen. Ik zal spoedig over hen bewegen, om voor Mijn  leger te kiezen diegenen die Ik wens. Ik zal naar hen zoeken in de steden en in  de dorpen. Velen zullen verbaasd staan over degenen die Ik heb gekozen. U zult  zien hoe ze beginnen het land door te trekken, en daden te doen terwille van  Mijn naam. Verwacht het en ziet Mijn kracht in werking.
"Ik zeg u nogmaals, bezoedelt niet het huwelijksbed. Bezoedelt het lichaam niet  waarin de Heilige Geest woont. Zonden van het lichaam leiden tot zonden van de  geest. Houdt het huwelijksbed heilig. Ik heb de man voor de vrouw en de vrouw  voor de man gemaakt en verordend dat de twee verenigd zouden zijn in de heilige  huwelijksstaat. Weer zeg Ik u: wordt wakker".
Ik zag nog veel meer visioenen in de linkerarm van de hel. De Here gaf mij de  instructies dat ik ze nog niet mocht openbaren. Vele daarvan waren visioenen van  de wereld in de eindtijd, wanneer velen van Gods volk zullen afvallen en  verloren zullen gaan.
In de visioenen werden mij openbaringen gegeven aangaande het lichaam van  Christus, de bediening van de zonen Gods, de kinderen van het beest en de  uiteindelijke wederkomst van Christus.
"Later mag je die dingen openbaren", zei Hij: "maar niet nu".
"Dit leger" zei de Here, "waarover de profeet Joël sprak, zal uit het land  oprijzen en grote werken voor God doen. De Zoon der Gerechtigheid zal opgaan en  er zal genezing zijn onder Zijn vleugelen. Hij zal de goddelozen vertreden, en  zij zullen als as zijn onder Zijn voetzolen.
"Zij zullen het leger des Heren genoemd worden. Ik zal hun gaven geven, en zij  zullen Mijn machtige werken ten uitvoer brengen. Zij zullen daden doen voor de  Heer der heerlijkheid. Ik zal Mijn Geest uitstorten op alle vlees en uw zonen en  dochters zullen profeteren.
"Dit leger zal vechten tegen de boze machten en zal veel van satans werk  vernietigen. Zij zullen velen voor Jezus Christus winnen, voordat de dag van het  verdorven beest aanbreekt" zei de Here.
Jezus zei: "Kom, het is nu tijd om te gaan".
Eindelijk verlieten wij de visioenen en de linkerarm van de hel. Ik was er heel  blij om.
Toen wij vertrokken zei Jezus: "Vertelt uw gezinnen dat Ik ze liefheb en  corrigeer ze in liefde. Zegt tegen hen dat Ik hen voor het kwade zal bewaren als  zij vertrouwen in Mij willen stellen".
15. De dagen van Joël
Ik hoorde een stem zeggen: "Schrijf, want deze dingen zijn getrouw en  waarachtig". Weer was ik met de Here in de Geest. Hij was hoog en verheven, en  Zijn stem was als de donder.
"Zie, o aarde, deze dingen zijn, waren en zullen komen. Ik ben de Eerste en de  Laatste. Dien Mij, de Schepper, want Ik geef het leven, niet de dood. Sta op uit  het kwade en roep Mij aan en Ik zal u genezen en bevrijden. De dingen die u  leest in dit boek zijn waarachtig, en zij zullen spoedig plaatsvinden.
"Bekeert u, want de tijd is nabij, en de Heer der heerlijkheid zal spoedig  verschijnen. Weest gereed, want u weet niet de dag noch het uur. Groot zal het  loon zijn voor hen die Mij blijven verwachten. Ik zal Mijn kleinen zegenen die  het geloof behouden hebben en Mij in waarheid en gerechtigheid gediend hebben.  Voordat zij het weten zal Ik tot hen gekomen zijn. Ik heb een zegen bereid voor  hen die getrouw zijn geweest aan hun roeping en voor hen die Mijn naam niet  hebben verloochend.
"Ik zeg, als Mijn volk dat genoemd is naar Mijn naam, zich wil verootmoedigen en  bidden, Ik hen zal vergeven en genezen en herstellen wat ze verloren hebben. Het  is mijn verlangen u te horen, te bevrijden, en allen te behouden die geloven en  Mijn naam aanroepen.
"Heiligt een vasten. Roept een plechtige samenkomst bijeen. Vergadert de oudsten  en al de inwoners van de landen in Mijn Huis, en roept tot Mij ... want de dag  van de Here komt als een dief in de nacht - de dag is nabij.
"Vertrouwt op Mij, en Ik zal u vergoeden de jaren waarin de sprinkhaan, de  verslinder, de kaalvreter en de knager alles hebben opgevreten.
"Mijn grote leger dat Ik heb geroepen zal de gelederen niet breken noch hun  opmars. Zij zullen geweldige daden doen en zij zullen niet overwonnen worden,  want Ik ben hun sterkte. Hun stemmen zullen klinken als de trompet; zij zullen  klinken als de donder en allen zullen horen en weten dat Ik de Here, uw God  ben".
* * *
Lieve Here Jezus, het is mijn gebed dat Ik waardig geacht mag worden om in dit  leger te komen. Ik wil in dit leger zijn, maar ik weet dat ik puur en heilig  moet zijn zoals Jezus puur en heilig is. Reinig mij van alle ongerechtigheid  door het bloed dat Jezus heeft gestort. Help mij om een boetvaardig hart te  behouden, vrij van alle haat en bitterheid.
Vader, ik weet dat velen van Uw volk slapende zijn. Ik vrees dat U onze vaten  van klei zult moeten breken en ons zal moeten vernederen willen er vruchten van  gerechtigheid te zien zijn.
Here, ik wil niet weer naar de hel gaan om daar te moeten blijven. O Here, help  mij om de mensen te waarschuwen. Geef mij kracht om een eind te maken aan de  vergroting van de hel. Help mij en Uw volk om goed, vriendelijk,  vergevingsgezind en liefhebbend te zijn tegenover elkander. Help ons om te allen  tijde de waarheid te spreken.
Ik weet dat Jezus Christus spoedig wederkomt, en dat Zijn loon met Hem is. Ik  weet dat mijn boodschap aan de wereld is: Bekeert u, want de dag des Heren is  nabij". Vader, ik wil niet het bloed van deze mensen aan mijn handen hebben".
* * *
16. Het centrum van de hel
Weer gingen de Here en ik de hel in. Jezus zei tegen mij: "Mijn kind, voor dit  doel werd je geboren: om te schrijven en te vertellen wat Ik jou heb verteld en  heb laten zien. Want deze dingen zijn getrouw en waarachtig. Ik heb je verwekt  om de wereld door jou te vertellen dat er een hel is, maar dat Ik een weg ter  ontkoming heb gegeven. Ik zal je niet alle delen van de hel laten zien. En er  zijn verborgen dingen die ik je niet kan laten zien. Maar Ik zal je veel laten  zien. Kom nu en zie de machten der duisternis en hun einde".
Wij gingen weer naar de buik van de hel en liepen naar een kleine opening toe.  Ik keek om me heen om te zien waar wij binnenkwamen en zag dat wij op een brede  richel waren, naast een cel, in het centrum van de hel. Wij stonden stil voor  een cel waarin een mooie vrouw zat. Boven de cel stonden de letters "B.C."
Ik hoorde de vrouw zeggen: "Ik wist dat U op een dag zou komen. Verlos mij  alstublieft uit deze plaats van martelingen". Zij was erg mooi. ik wist dat zij  hier reeds vele eeuwen verbleef, maar niet kon sterven. Haar ziel onderging  folteringen. Zij begon aan de spijlen van de cel te trekken en te huilen.
Jezus zei zachtjes: "Zwijg, wees stil". Hij sprak tegen haar met droefheid in  Zijn stem: "Vrouw, u weet waarom u hier bent".
"Ja", zei ze: "maar ik kan veranderen. Ik herinner mij dat U al die anderen uit  het paradijs verloste. Ik herinner mij Uw woorden van verlossing". Zij schreide:  "Ik zal nu goed zijn, en ik zal U dienen". Zij hield de spijlen krampachtig vast  met haar kleine vuisten en begon te gillen: "Laat mij eruit! Laat mij eruit!"
Op dat moment begon zij voor onze ogen te veranderen. Haar kleren begonnen te  branden. Haar vlees viel van haar af en alles wat over bleef was een zwart  geraamte met uitgebrande gaten in plaats van ogen en een holle huls van een  ziel. Ik keek toe in ontzetting toen de oude vrouw op de vloer viel. Al haar  schoonheid had zij in een moment verloren. Ik kon het feit dat zij hier reeds  was voordat Christus was geboren, niet bevatten.
Jezus zei tegen haar: "U wist op aarde wat uw einde zal zijn. Mozes gaf u de wet  en u hoorde die. Maar in plaats van Mijn wet te gehoorzamen koos u ervoor om een  instrument te zijn in de handen van de duivel: een waarzegster en een heks. U  onderwees zelfs de kunst van toverij. U had de duisternis meer lief dan het  licht en uw daden waren boos. Als u in uw hart berouw had gehad zou Mijn Vader u  vergeven hebben. Maar nu is het te laat".
Met groot verdriet en medelijden in ons hart liepen wij door. Er zou nooit een  einde komen aan haar pijn en lijden. Haar knokige handen strekten zich uit naar  ons toen wij doorliepen.
"Mijn kind", zei de Here: "Satan gebruikt vele listen om goede mannen en vrouwen  te vernietigen. Hij werkt dag en nacht, trachtend mensen zover te krijgen dat  zij hem willen dienen. Als men er niet voor kiest om God te dienen, heeft men  reeds gekozen voor de duivel. Kies het leven, en de waarheid zal u vrijmaken".
Na een korte afstand gelopen te hebben stopten we voor een andere cel. Ik hoorde  een mannenstem roepen: "Wie is daar?" Ik vroeg mij af waarom hij dat riep.
Jezus zei: "Hij is blind".
Ik hoorde een geluid en keek om mij heen. Voor ons was een grote demon met  reusachtige vleugels die gebroken schenen te zijn. Hij keek recht langs ons  heen. Ik stond dicht bij Jezus.
Samen keerden wij ons om om naar de man te kijken die gesproken had. Hij was ook  in een cel en stond met zijn rug naar ons toe - hij was een skaletvorm met vuur  en de reuk van de dood aan hem. Hij sloeg in de lucht en schreeuwde: "Help mij.  Laat iemand mij helpen!"
Jezus zei liefdevol: "Man, wees kalm, wees stil!".
De man keerde zich om en zei: "Heer, ik wist dat U mij zou komen halen. Ik  bekeer me nu. Laat mij er alstublieft uit. Ik weet dat ik een vreselijk mens was  en mijn handicap gebruikte om er in mijn zelfzucht profijt van te trekken. Ik  weet dat ik een heksenmeester was en velen voor satan misleidde. Maar Heer, ik  heb nu berouw. Laat mij er alstublieft uit. Dag en nacht word ik gefolterd in  deze vlammen, er is geen water. Ik heb zo'n dorst". Hij riep: "Wilt U me geen  dronk water geven?"
De man riep Jezus nog steeds na toen wij verder liepen. Ik keek in droefheid  naar de grond.
Jezus zei: "Alle tovenaars en werkers der ongerechtigheid zullen deel hebben in  de poel die brandt van vuur en zwavel. Dat is de tweede dood".
Wij kwamen bij een andere cel waarin ook een man zat. Hij zei: "Heer, ik wist  dat U zou komen om mij te bevrijden. Ik heb me reeds lang geleden bekeerd". De  man was ook een geraamte, vol vlammen en wormen.
"O man, u bent nog altijd vol leugens en zonde. U weet dat u een discipel van  satan was, een leugenaar die velen misleidde. De waarheid was nimmer in uw mond,  en de dood was altijd uw loon. U hoorde dikwijls Mijn woorden en stak de gek met  Mijn verlossing en Mijn Heilige Geest. U heeft uw hele leven gelogen en wilde  niet naar Mij luisteren. U bent van uw vader, de duivel. Alle leugenaars zullen  hun deel hebben in de poel van vuur. U hebt de Heilige Geest gelasterd".
De man begon te vloeken en vele boze dingen tegen de Here te zeggen. Wij liepen  verder. Deze ziel was voor altijd verloren in de hel.
Jezus zei: "Wie wil mag tot Mij komen, en hij die zijn leven verliest om  Mijnentwil zal het leven vinden, ja, leven in overvloed. Maar zondaars moeten  zich bekeren terwijl zij nog op aarde zijn. Wanneer zij hier komen is het te  laat. Vele zondaars willen God en satan dienen, of zij geloven dat zij  onbegrensd de tijd hebben om de genade die God aanbiedt te aanvaarden. Die  waarlijk wijs zijn zullen heden kiezen wie zij willen dienen".
Spoedig kwamen we bij de volgende cel. Wanhopige kreten van verdriet en smart  kwamen daaruit. Toen wij naar binnen keken zagen wij het skalet van een man in  elkaar gedoken op de grond zitten. Zijn beenderen waren zwart van het verbranden  en zijn ziel daarbinnen was een vuilgrijze mist. Ik merkte op dat delen van zijn  lichaam ontbraken. Rook en vlammen rezen rondom hem omhoog. Wormen kropen  binnenin hem.
Jezus zei: "Deze man had vele zonden. Hij was een moordenaar en had haat in zijn  hart. Hij wilde zich niet bekeren of zelfs geloven dat Ik hem wilde vergeven.  Was hij maar tot Mij gekomen!"
"Bedoelt U Heer", vroeg ik: "dat hij dacht dat U hem de moorden en de haat niet  wilde vergeven?"
"Ja", zei Jezus. "Als hij maar had geloofd en tot Mij was gekomen, dan zou Ik  hem al zijn zonden, groot en klein, vergeven hebben. In plaats daarvan bleef hij  zondigen en stierf in zijn zonden. Daarom is hij hier vandaag. Hij kreeg  dikwijls de gelegenheid om Mij te dienen en het Evangelie te geloven, maar hij  weigerde. Nu is het te laat".
De volgende cel was gevuld met een verschrikkelijke stank. Ik kon het huilen van  de doden en het berouwvolle geklaag overal horen. Ik was zo bedroefd dat ik me  bijna ziek voelde. Ik nam het vaste besluit dat ik alles zou doen wat ik maar  kon om de wereld te vertellen over deze plaats.
Een vrouwenstem zei: "Help mij". Ik staarde in een echt paar ogen, niet de  uitgebrande holten die de tekenen van verbranding waren. Ik was zo verdrietig  dat ik beefde, en ik voelde zoveel medelijden en pijn voor deze ziel. Ik wilde  haar zo graag uit de cel trekken en met haar wegrennen. "Het doet zoveel pijn"  zei ze.
"Heer, ik zal nu het goede doen. Eens kende ik U en U was mijn Verlosser". Haar  handen grepen krampachtig de spijlen van de cel vast. "Waarom wilt U nu niet  mijn Verlosser zijn?" Grote stukken brandend vlees vielen van haar af, en het  waren slechts beenderen die de spijlen vastgrepen.
"U genas mij zelfs van kanker", zei ze. "U zei tegen mij dat ik moest heengaan  en niet meer moest zondigen, opdat mij niet iets ergers zou overkomen. Ik  probeerde het, Heer; U weet dat ik mijn best deed. Ik probeerde zelfs voor U te  getuigen. Maar, Heer, ik merkte dat zij die Uw Woord prediken niet populair  zijn. Ik wilde populair zijn. Langzaamaan ging ik terug de wereld in, en de lust  van het vlees verslond mij. Nachtclubs en sterke drank werden meer belangrijk  voor mij dan U. Ik had geen contact meer met mijn christenvrienden en al spoedig  realiseerde ik me dat ik zevenmaal erger was dan ik ooit was geweest.
"En ook al had ik liefdesbetrekkingen met mannen en vrouwen, het was nooit mijn  bedoeling om verloren te gaan. Ik wist niet dat ik door satan bezeten was. Ik  voelde nog altijd Uw roepen in mijn hart, om mij te bekeren en gered te worden,  maar ik wilde niet. Ik bleef denken dat ik nog tijd genoeg had. Ik dacht: morgen  zal ik terugkeren naar Jezus, en dan zal Hij mij vergeven en bevrijden. Maar ik  wachtte te lang, en nu is het te laat" schreide zij.
Opeens gingen haar droevige ogen op in vlammen en verdwenen in het vuur. Ik  gilde en viel tegen Jezus aan. O Heer, dacht ik, dat had ik kunnen zijn of één  van mijn geliefden! Zondaar, alstublieft, waak op voordat het te laat is.
Wij liepen door naar een andere cel. Daarin was weer een man met een skaletvorm  en een vuilgrijze ziel vanbinnen. Kreten van zo'n uitermate grote pijn en smart  kwamen uit deze man dat ik weet dat ik ze nooit zal kunnen vergeten.
Jezus zei: "Mijn kind, sommigen die dit boek lezen zullen het vergelijken met  fictie: met een roman of een film die zij gezien hebben. Zij zullen zeggen dat  dit niet waar is. Maar jij weet dat deze dingen de waarheid zijn. Jij weet dat  de hel reëel is, want Ik heb je hier door Mijn Geest vele keren gebracht. Ik heb  je de waarheid geopenbaard, zodat je ervan kunt getuigen".
Verloren mens, als u geen berouw wilt hebben en gedoopt wilt worden en het  Evangelie van Jezus Christus wilt geloven, dan zal dit voorzeker uw einde zijn.
"Deze man is hier vanwege zijn rebellie", zei de Here. "De zonde van opstand is  gelijk aan de zonde van toverij. In feite zijn allen die Mijn Woord en Mijn  wegen kennen, en die het Evangelie gehoord hebben maar zich nog altijd niet  willen bekeren, in opstand tegen Mij. Velen zijn vandaag in de hel vanwege deze  zonde".
De man zei tegen Jezus: "Eens was ik van plan U tot de Heer van mijn leven te  maken, maar ik wilde niet Uw rechte en smalle weg gaan. Ik wilde de brede weg  gaan. Het was zoveel gemakkelijker om de zonde te dienen. Het stond me niet aan  dat ik steeds rechtvaardig moest zijn. Ik hield van mijn zondige weg. Ik  begeerde sterke drank te drinken en de dingen van deze wereld te doen, meer dan  Uw bevelen te gehoorzamen. Had ik maar geluisterd naar degenen die U naar mij  toezond. In plaats daarvan bedreef ik kwaad en wilde mij niet bekeren".
Diepe snikken deden hem beven, terwijl hij vol spijt uitriep: "Ik word reeds  jarenlang in deze plaats gefolterd. Ik weet wat ik ben en ik weet dat ik hier  nooit uit zal komen. Ik word dag en nacht gefolterd in deze vlammen en met deze  wormen. Ik roep, maar niemand komt mij helpen. Niemand hier maakt zich druk om  mijn ziel - niemand geeft om mijn ziel". Hij viel in een hoopje op de vloer en  bleef huilen.
Wij gingen door tot we bij een andere cel kwamen. Een vrouw was bezig de wormen  van haar beenderen af te pikken. Zij begon te schreien toen zij Jezus zag. "Help  mij Heer". zei ze: "Ik zal goed zijn. Laat me er alstublieft uit". Ook zij stond  op en greep de tralies van haar cel beet. Ik voelde zo'n groot medelijden met  haar. Haar lichaam schudde van het huilen.
Zij zei: "Heer, toen ik op aarde was aanbad ik de Hindoe-goden en nog vele  afgoden. Ik wilde het Evangelie dat de zendelingen mij predikten niet geloven,  alhoewel ik het vele malen hoorde. Op een dag stierf ik. Ik riep mijn goden aan  om mij te redden van de hel, maar zij konden het niet. Nu, Heer, wil ik me graag  bekeren".
"Het is te laat", zei Jezus.
Vlammen overdekten haar vorm toen wij doorliepen. Haar kreten vullen nu nog  altijd mijn ziel. Satan had haar bedrogen.
Met droefheid in Zijn stem zei Jezus, "Kom, wij zullen morgen terugkeren. Nu is  het tijd om te gaan".
17. Oorlog in de hemelen
De geest van de Here was op mij en weer gingen wij de hel in. Jezus zei: "Ik zeg  je de waarheid, vele zielen zijn hier wegens hekserij, occultisme, het aanbidden  van andere goden, ongehoorzaamheid, ongeloof, dronkenschap en vuilheid van vlees  en geest. Kom, Ik zal je een geheim tonen en je vertellen over verborgen dingen.  Ik zal je openbaren hoe te bidden tegen de machten van het kwaad".
Wij kwamen in een deel van de hel dat naast het boze hart was. Jezus zei: "Wij  gaan spoedig de kaken van de hel binnen, maar het is Mijn verlangen aan allen te  openbaren dat de hel zich uitgebreid heeft".
Wij stopten en Hij zei: "Aanschouw en geloof". Ik keek en toen zag ik een open  visioen. In dit visioen waren Jezus en ik hoog boven de aarde en keken het  luchtruim in. Ik zag een geestelijke cirkel hoog boven de aarde. De cirkel was  onzichtbaar voor het natuurlijke oog, maar in de geest kon ik het goed zien. Ik  wist dat het visioen verband hield met onze strijd tegen de prinsen en machten  van de lucht.
Terwijl ik bleef kijken, ontdekte ik dat er in feite verscheidene cirkels waren.  In de eerste cirkel waren vuile, boze geesten. Ik zag hoe de vuile geesten de  vorm van heksen aannamen; zij begonnen door de lucht te vliegen en richtten veel  geestelijke schade aan. Ik hoorde de stem van Jezus zeggen: "In Mijn naam geef  Ik Mijn kinderen macht over deze kwade geesten. Luister en leer hoe te bidden".
Ik zag een vreemdgevormde gedaante uit een andere cirkel tevoorschijn komen, die  in de rondte begon te draaien en mensen begon te betoveren. Daarna zag ik dat  een demon verrees die boze daden op aarde deed. De demon had de geest van een  tovenaar. Hij draaide zich al lachend om en om en met een stok die hij in zijn  hand had betoverde hij verscheidene mensen. Ik zag dat meer boze geesten zich  bij de tovenaar voegden, en satan gaf hem meer macht.
"Voorwaar, wat gij bindt op aarde, zal Ik binden in de hemel", zei Jezus. "Satan  moet gebonden worden willen de gebeden van de heiligen effectief zijn in deze  laatste dagen".
Uit een andere cirkel zag ik weer een tovenaar oprijzen die bevelen begon uit te  geven. Regen en vuur viel op de aarde terwijl hij sprak. Hij sprak vele  goddeloze dingen en hij misleidde de mensen op de aarde. Terwijl ik toekeek zag  ik nog twee boze geesten zich voegen bij de tovenaar, hoog boven de aarde. Dit  waren allen prinsen en machten van de lucht.
Zij gaven hun macht aan heksen die in een zekere plaats waren samengekomen om  kwaad te doen. Werkers van de duisternis vergadererden zich rondom hen. De  geesten kwamen en gingen net zoals zij verkozen.
"Let goed op" zei Jezus, "want de Heilige Geest is bezig je een grote waarheid  te openbaren".
In het visioen zag ik vreselijke dingen gebeuren op de aarde. Het kwaad werd  verheerlijkt en de zonde nam toe in overvloed. De machten van het kwaad waren er  de oorzaak van dat de mensen stalen, logen, bedrogen, elkaar pijn deden, kwaad  spraken van elkander en zwichtten voor de lusten van het vlees. Allerlei soort  van kwaad werd op de aarde losgelaten.
Ik zei: "Jezus, dit is ontzettend om te zien".
Jezus zei: "Mijn kind, in Mijn naam moet het kwaad wijken. Doe de gehele  wapenrusting Gods aan, om weerstand te kunnen bieden in de boze dag, en om, uw  taak geheel vervuld hebbende, stand te houden".
Terwijl de boze geesten hun smerigheid en laster op de aarde uitbraakten, zag ik  dat de mensen van God begonnen te bidden. Zij baden in de naam van Jezus en in  geloof. Als zij baden kantte het Woord van God zich tegen de boze geesten, die  grond begonnen te verliezen. Terwijl de heiligen baden verloren de machten van  het kwaad hun greep. Betoveringen werden verbroken. Degenen die verzwakt waren  door de krachten van de hel, werden versterkt.
Wanneer zij baden als met één stem, mengden de engelen zich in het gevecht. Ik  zag hoe de heilige engelen van God met de boze prinsen en machten van de lucht  vochten, en de machten van het kwaad aan het vernietigen waren.
Ik keek en zie, er waren rijen en rijen van engelenmachten, er waren ongeveer  600 engelen in iedere rij. Wanneer de mensen God geloofden, gingen de  strijdmachten der engelen voorwaarts. God gaf de bevelen, en machtig was Zijn  kracht. Hij gaf geweldige sterkte aan Zijn volk en aan het engelenleger om de  werken van satan te vernietigen. God was aan het strijden tegen het kwaad in de  lucht.
Wanneer de mensen baden en God geloofden, werden de boze machten vernietigd.  Maar wanneer er ongeloof was, begonnen de boze geesten te overwinnen.
"Mijn volk moet geloven en zij moeten met elkander overeenstemmen en met Mij",  zei de Here, want dan zullen alle dingen onder de voeten van de Vader  onderworpen worden". Hemel en aarde moeten overeenstemmen als wij onze vijanden  willen uitroeien.
Wanneer de lofprijs van Gods mensen van de aarde omhoog begon te rijzen, trokken  de kwade machten zich terug. Ik zag heiligen van God bidden met hun hele hart  tegen de listen van de duivel. Terwijl zij dat deden werden beheksingen en  vloeken verbroken, en hadden de heiligen de overwinning.
Het gebeurde op deze wijze. Als de engelen van de Here met de demonen en machten  van de hel vochten, werden heiligen bevrijd door gebed. Wanneer de mensen werden  bevrijd stegen lofprijzingen op naar God, en het prijzen bracht meer  overwinningen. Alleen wanneer de resultaten van het gebed niet onmiddellijk  gezien werden, hield het prijzen op en begon het kwade de strijd te winnen.
Ik hoorde een engel zeggen met een luide stem: "O Here, het geloof van Uw volk  is zwak. Zij moeten geloof hebben als zij door U verlost willen worden van de  horden van satan. Here, wees de erfgenamen van de zaligheid genadig".
De stem van de Almachtige antwoordde: "Zonder geloof is het onmogelijk God te  behagen. Maar de Here is getrouw en Hij zal u bevestigen".
Toen zag ik in het visioen dat God Zijn Geest op alle vlees uitstortte, en de  mensen geloofden dat God alles zou doen wat zij Hem vroegen omdat zij van Hem  waren en Hem oprecht liefhadden. Zij hadden geloof in God en geloofden Zijn  Woord, en God verloste hen. En het Woord van God vermeerderde in het land.
De Here zei: "Alle dingen zijn mogelijk voor hen die geloven. Ik waak over Mijn  Woord om dat te doen. U doet uw deel, en dan kunt u weten dat Ik Mijn deel zal  doen. Als Mijn volk zal staan voor de waarheid en de goede strijd zal strijden,  dan zullen wonderbare dingen gebeuren zoals op de Pinksterdag. Roep Mij aan en  Ik zal horen. Ik zal uw God zijn en u zult Mijn volk zijn. Ik zal u bevestigen  in gerechtigheid, waarheid en oprechtheid".
In het visioen zag ik hoe christenen werden geboren als kleine baby's. Ik zag  hoe de engelen beschermend over hen heen stonden om hen voor het kwaad te  bewaren. Ik zag hoe de HERE der heerscharen hun strijd streed en de overwinning  voor hen behaalde. Toen zag ik dat de baby's opgroeiden en de velden van de Heer  der heerlijkheid begonnen te oogsten. Zij deden het werk van de Here met een  blij hart - zij beminden God, vertrouwden God en dienden God. Ik zag hoe de  engelen en Gods Woord zich verenigden om het kwade van de oppervlakte van de  aarde te verdelgen. Ik zag vrede op aarde toen tenslotte alle dingen werden  onderworpen onder de voeten van God.
18. Open visioenen van de hel
De Here zei: "Dit visioen is voor de toekomst en het zal gebeuren. Maar Ik zal  terugkomen om Mijn bruid, Mijn gemeente te verlossen en zij zullen deze dingen  niet zien. Waak op, o Mijn volk! Blaas het alarm tot aan de einden van de aarde,  want Ik zal wederkomen zoals Mijn Woord heeft gesproken".
Ik aanschouwde het vurige serpent dat in de rechterarm van de hel was.
Jezus zei: "Kom, zie wat de Geest tot de wereld zegt".
Ik zag hoe de horens van het vurige serpent de lichamen van de mensen op de  aarde binnendrongen. Velen werden geheel bezeten door het serpent. Terwijl ik  toekeek zag ik een enorm beest in een grote ruimte oprijzen en in een man  veranderen. De bewoners van de aarde renden van hem weg, sommigen naar de  wildernis, sommigen naar grotten, en sommigen in de metro's en bomvrije  schuiplaatsen. Zij zochten overal een schuiplaats om zich te verbergen voor de  ogen van het beest. Niemand prees God of sprak over Jezus.
Een stem zei tot mij: "Waar is Mijn volk?"
Ik keek nauwkeuriger toe en zag mensen zich voortbewegen als doden. Er was een  hopeloze droefheid in de lucht, en niemand keerde zich naar links of naar  rechts. Ik zag dat de mensen geleid werden door een onzichtbare macht. Nu en dan  sprak een stem vanuit de lucht tegen hen en zij gehoorzaamden de stem. Zij  spraken niet met elkaar. Ik zag ook dat het nummer "666" op ieders voorhoofd en  handen was geschreven. Ik zag soldaten en paarden de mensen bij elkaar jagen  alsof zij vee waren.
De Amerikaanse vlag lag als een vod in vlarden op de grond. Er was geen  blijdschap, geen gelach, geen geluk. Overal zag ik het kwaad en de dood.
De mensen liepen achter elkaar een grote supermarkt binnen. Zij bleven in de pas  als ontmoedigde soldaten en waren indentiek gekleed in een soort  gevangeniskleding. Een hoge schutting omringde de winkel, en bewakers stonden  hier en daar op post. Waar ik ook keek zag ik soldaten in oorlogsuniform.
Ik zag hoe deze zombie-achtige mensen, in een groep bijeengehouden, door de  winkel geleid werden. Daar werd hun toegestaan alleen het allernoodzakelijkste  te kopen. Als iemand zijn inkopen had gedaan werd hij geplaatst in een grote  groene legertruck. De truck, goed bewaakt, werd daarna naar een ander terrein  gereden.
Hier, in een soort kliniek, werden deze mensen onderzocht voor besmettelijke  ziekten of belemmerende handicaps. Een klein aantal van hen werd opzij geschoven  als wegwerp materiaal.
Spoedig werden zij, die bij het onderzoek afgekeurd waren, naar een andere kamer  gebracht. In die kamer was een indrukwekkende reeks van schakelaars, knoppen en  maatstokken die een gehele muur bedekten. Er ging een deur open en verscheidene  technici kwamen binnen. Een van hen begon de namen af te roepen van de mensen in  de kamer. Zonder tegenspartelen stonden zij op wanneer hun naam afgeroepen werd  en marcheerden een grote container binnen. Toen zij binnen waren sloot een  andere technicus de deur en haalde een schakelaar over in een paneel aan de  muur.
Een paar minuten later opende hij de deur, nam veger en blik en wat er nog van  de mensen over was veegde hij van de vloer op. Niets dan een beetje stof was  overgebleven van wat een kamer vol mensen was!
Ik zag dat de mensen die bij het medische onderzoek goedgekeurd waren in  dezelfde truck gebracht werden en naar een trein werden gereden. Niemand sprak  of keek zelfs even naar een ander. Bij een ander gebouw gekomen kreeg iedere  persoon een job toegewezen. Zij gingen allen zonder enige tegenspraak aan het  werk. Ik keek toe terwijl zij erg hard werkten aan de hun toegewezen taak, en  aan het eind van de dag werden zij naar een flatgebouw gebracht waaromheen een  hoge schutting stond. Elk van hen ontkleedde zich en ging naar bed. Morgen  zouden zij weer hard werken.
Ik hoorde een luide stem de nachtlucht vullen.
Ik zag een enorm beest dat op een grote troon zat. Alle mensen gehoorzaamden het  beest. Ik zag geestelijke horens uit zijn hoofd groeien. Deze reikten tot in  iedere plaats op de aarde en kwamen daar dan weer uit. Het beest gaf zichzelf  vele gezaghebbende posities en vele functies, en hij kreeg grote macht.
Het beest drong zichzelf binnen op vele plaatsen en misleidde vele mensen. Zowel  de rijken en de beroemden werden bedrogen als de armen en degenen aan wie alle  voorrechten ontnomenn waren. Klein en groot bewezen hem hulde.
Een grote machine werd in een kantoor gebracht. Het beest zette zijn merk erop  en toen kwam zijn stem eruit. Er was ook een "big brother" machine die in ieders  huis en zaak kon zien. Er bestond slechts één machine van dit type en die was  het bezit van het beest. Het deel van de machine dat in de huizen was geplaatst  was onzichtbaar voor het blote oog, maar het kon iedere beweging volgen die de  mensen maakten, en het liet het beest alles zien. Ik bleef kijken toen het beest  zijn troon omdraaide en in mijn richting keek. Op zijn voorhoofd was het nummer  666.
Terwijl ik toekeek zag ik een man in een ander kantoor erg boos worden op het  beest. Hij eiste een gesprek met hem. Hij schreeuwde zo hard als hij kon. Het  beest kwam tevoorschijn en leek erg beleefd toen hij zei: "Kom, ik kan u helpen  om van al uw problemen af te komen".
Het beest nam de boze man met zich mee naar een grote kamer en wees hem een  grote tafel aan waarop hij moest gaan liggen. De kamer en de tafel deden mij  denken aan een "eerste hulp bij ongelukken" kliniek. De man werd onder narcose  gebracht en onder een grote machine gereden. Het beest hechtte staaldraden aan  het hoofd van de man en zette de machine aan. Bovenop de machine stonden de  woorden: "Deze gedachtenuitwisser en wilbewerker is het eigendom van het beest  666".
Toen de man van de tafel werd gehaald hadden zijn ogen een afwezige blik, en  zijn bewegingen deden mij denken aan een zombie in een film. Ik zag een grote  witte plek bovenop zijn hoofd en ik wist dat zijn denkvermogen chirurgisch was  veranderd, zodat hij door het beest beheerst kon worden.
Het beest zei: "Nu mijnheer, voelt u zich nu niet beter? Heb ik niet gezegd dat  ik al uw problemen op kon lossen? Ik heb u een nieuw verstand gegeven. Nu zult u  geen zorgen of moeilijkheden meer hebben".
De man zei geen woord.
"U zult al mijn bevelen gehoorzamen", zei het beest terwijl hij een klein  voorwerp oppakte en het aan de man zijn hemd hechtte. Hij sprak weer tegen de  man en deze antwoordde zonder zijn lippen te bewegen. Hij bewoog als een levende  dode.
"U zult werken en niet kwaad of gefrustreerd worden, noch zult u huilen of  bedroefd zijn. U zult voor mij werken totdat ik sterf. Ik heb er velen zoals u  die ik beheers. Sommigen liegen, sommigen doden, sommigen stelen, sommigen  voeren oorlog, sommigen hebben kinderen, sommigen werken aan machines, en er  zijn er die andere dingen doen. Ja, ik heb alles onder controle". Hij lachte  boosaardig.
De man kreeg papieren om te tekenen. Graag gaf hij al zijn bezittingen aan het  beest.
In mijn visioen zag ik dat de man het kantoor van het beest verliet, in zijn  auto stapte en naar huis reed. Toen hij bij zijn vrouw kwam probeerde zij hem te  kussen, maar hij deed geen poging om te reageren. Hij had geen gevoelens voor  zijn vrouw of voor iemand anders. Hij was niet meer in staat om enige emotie te  voelen.
De vrouw werd erg boos en ging te keer tegen haar man, maar er was geen reactie.  Tenslotte zei ze: "O.K., ik zal het beest bellen. Hij zal weten wat te doen". Na  een vlug telefoontje verliet zij het huis en reed naar hetzelfde gebouw dat haar  man zojuist verlaten had.
Het beest verwelkomde haar en zei: "Vertel mij al uw moeilijkheden. Ik weet  zeker dat ik u helpen kan".
Een heel knappe man nam haar bij de arm en leidde haar naar dezelfde tafel  waarop haar echtgenoot eerder gelegen had. Na dezelfde operatie werd ook zij een  automatische, willoze slaaf van het beest.
Ik hoorde dat het beest haar vroeg: "Hoe voelt u zich?" Zij antwoordde hem niet  voordat hij een klein voorwerp aan haar bloes had gehecht. Toen erkende zij dat  hij haar meester en heer was en begon hem te aanbidden.
Hij zei: "U zult een fokker zijn. U zult volmaakte baby's hebben en zij zullen  mij aanbidden en dienen".
De vrouw antwoordde in een stem als van een robot: "Ja meester, ik zal  gehoorzamen".
Ik zag de vrouw weer. Deze keer was zij in een ander gebouw. Er waren vele  zwangere vrouwen daar. De vrouwen lagen levenloos op hun bed en prezen het beest  in eentonige gezangen. Allen hadden 666 op hun voorhoofd.
Het beest vermeerderde zijn macht totdat zijn gebied zich uitstrekte over de  hele aarde. De baby's groeiden ook op en er kwam een tijd dat ook zij onder de  verstand-vernietigende machine gingen. Zij aanbaden het beest en zijn beeld.  Maar de machine had geen macht over de kinderen van God.
Ik hoorde de stem van de Here zeggen: "Zij, die het beest en zijn beeld  aanbidden zullen vergaan. Velen zullen verleid worden en zullen vallen, maar Ik  zal Mijn kinderen voor het beest bewaren. Deze dingen zullen plaatsvinden aan  het eind der tijden. Neem het merk van het beest niet aan. Bekeer u nu voordat  het te laat is.
"Het beest zal zich een man van vrede noemen. En hij zal in een zeer chaotische  tijd vrede aan vele natiën brengen. Hij zal in staat zijn om de wereld te  voorzien van vele goedkope goederen, en hij zal ervoor zorgen dat het salaris  van iedereen voldoende is. Hij zal een overeenkomst afsluiten met vele natiën en  de grote mannen van de wereld zullen hem volgen en een vals gevoel van  veiligheid hebben.
"Vóór deze tijden komen, zal Ik een leger van gelovigen verwekken die voor  waarheid en gerechtigheid staan. Het machtige leger waarover Joël sprak zal Mijn  stem horen vanaf de opgang tot aan de ondergang van de zon.
"Ook in de nachtelijke uren zullen zij Mijn stem horen, en zij zullen Mij  antwoorden. Zij zullen voor Mij werken, en zij zullen rennen als machtige  oorlogshelden. Zij zullen grote werken voor Mij doen, want Ik zal met hen zijn".
Al deze dingen werden mij geopenbaard door de Here Jezus Christus in een open  visioen. Het zijn de woorden van Zijn mond, en zij gaan over de eindtijd.
Jezus en ik gingen terug naar huis, en ik verbaasde mij over al de dingen die  Hij mij had laten zien en had verteld. Al biddend voor de gehele mensheid viel  ik in slaap.
19a. De kaken van de hel
De volgende nacht gingen Jezus en ik de kaken van de hel binnen.
Jezus zei: "Wij zijn nu bijna de hel doorgegaan, mijn kind. Ik zal je niet de  gehele hel laten zien. Maar Ik wil dat je wat Ik je heb getoond, de wereld zal  vertellen. Zeg hun dat de hel werkelijk bestaat. Zeg hun dat dit verslag de  waarheid is".
Tijdens onze wandeling stonden we stil op een heuvel vanwaar men een kleine  vallei kon zien. Zo ver als ik kon kijken bedekten hopen mensenzielen de zijden  van de heuvel. Ik kon hun geweeklaag horen. De plaats was vol van groot lawaai.  Jezus zei: "Mijn kind, dit zijn de kaken van de hel. Elke keer dat de mond van  de hel zich opent, zul je dat harde geluid horen".
De zielen probeerden eruit te komen, maar zij konden niet want zij waren  ingesloten in de zijden van de hel.
Terwijl Jezus sprak zag ik vele donkere vormen langs ons naar beneden vallen en  met een bons onderaan de heuvel neerploffen. Demonen met grote ketenen sleepten  de zielen weg. Jezus zei: "Dit zijn de zielen die zojuist op aarde gestorven  zijn en in de hel aankomen. Deze activiteit gaat dag en nacht door".
Plotseling vulde een grote stilte de plaats. Jezus zei: "Ik heb je lief Mijn  kind, en Ik wil dat je de mensen op aarde over de hel vertelt".
Ik keek ver naar beneden in de kaken van de hel door een soort van patrijspoort  in de zijkanten van de kaken. Kreten van pijn vanwege de folteringen stegen  vandaar omhoog. Wanneer zal dit allemaal een einde nemen? vroeg ik me af. Ik zou  zo blij zijn als ik weg van dit alles was en rust mocht hebben.
Toen, opeens, voelde ik me erg verloren. Ik kan niet zeggen hoe, maar ik wist  met mijn hele hart dat Jezus weg was. Ik voelde me erg bedroefd. Ik keek naar de  plek waar Hij was geweest. Ik had gelijk, er was geen Jezus! "O nee!" riep ik  uit: "Niet nog eens! O Jezus, waar bent U?"
Wat u nu zult lezen zal u schrik aanjagen. Ik bid dat het u genoeg zal doen  schrikken om u tot een gelovige te maken. Ik bid dat u zich zult bekeren van uw  zonden, zodat u niet naar die vreselijke plaats hoeft te gaan. Ook bid ik dat u  me zult geloven, want ik wil niet dat dit iemand anders zal overkomen. Ik heb u  lief en hoop dat u ontwaakt voor het te laat is.
Als u die dit leest een christen bent, verzeker u van uw redding. Wees gereed te  allen tijde om de Here te ontmoeten, want het gebeurt soms dat er geen tijd meer  is om u te bekeren. Houd uw lamp brandende en vol van olie. Wees gereed, want u  weet niet wanneer Hij terug zal komen. Als u niet wedergeboren bent, lees dan  Johannes 3:16-19 en roep de naam van de Here aan. Hij zal u redden van deze  plaats vol martelingen.
Toen ik om Jezus riep, begon ik de heuvel af te rennen om Hem te zoeken. Ik werd  tegengehouden door een grote demon met een keten. Hij lachte en zei: "Er is geen  plaats waar je naartoe kan rennen, vrouw. Jezus is niet hier om je te redden. Je  bent voor altijd in de hel".
"O nee" riep ik, "laat me gaan!" Ik vocht tegen hem met al mij kracht maar was  spoedig gebonden met een keten en werd op de grond geworpen. Terwijl ik daar lag  begon een vreemde, kleffe massa mijn lichaam te bedekken. Het had zo'n  verschrikkelijke stank dat ik misselijk werd. Ik wist niet wat er ging gebeuren.
En toen voelde ik dat mijn vlees en huid van mijn botten begon te vallen! Vol  afgrijzen gilde en gilde ik. "O Jezus" schreeuwde ik: "waar bent U?"
Ik keek naar mezelf en zag dat gaten begonnen te verschijnen over al het vlees  dat ik nog had. Ik begon een vuilgrijze kleur te krijgen en grijs vlees viel van  mij af. Er waren gaten in mijn zijden, mijn benen, mijn handen en mijn armen. Ik  schreeuwde: "O nee! Ik ben voor eeuwig in de hel! O nee!"
Ik begon de wormen binnenin mij te voelen en toen ik keek zag ik dat mijn  beenderen wemelden van de wormen. Zelfs wanneer ik ze niet kon zien, wist ik dat  ze er waren. Ik probeerde ze van mij af te trekken, maar als me dat lukte kwamen  er meer om hun plaats in te nemen. Ik kon in feite het verderf in mij lichaam  voelen.
Ja, ik wist alles en kon me precies herinneren wat er op aarde gebeurd was. Ik  kon de martelingen van de hel voelen, zien, ruiken, horen en proeven. Ik kon  binnenin mijzelf zien. Ik was niets dan een vuile skeletachtige vorm, en toch  kon ik alles voelen wat er met mij gebeurde. Ik zag anderen zoals ikzelf was. Zo  ver als ik kon zien waren er zielen.
Ik riep uit in grote pijn: "O Jezus! Help mij alstublieft Jezus". Ik wilde  sterven, maar kon niet. Ik voelde het vuur weer tegen mijn benen opvlammen. Ik  gilde: "Waar bent u Jezus?" Ik rolde om en om op de grond en huilde en kermde  met al die anderen mee. Wij lagen in de kaken van de hel in kleine hoopjes, als  weggegooid afval. Onze ziel leed ondragelijke pijnen.
Ik gilde telkens weer: "Waar bent U Jezus? Waar bent U Jezus?"
Ik vroeg mij af of dit alleen maar een droom was. Zou ik wakker worden? Was ik  werkelijk in de hel? Had ik de één of andere grote zonde tegen God bedreven, en  mijn behoudenis verloren? Wat was er gebeurd? Had ik gezondigd tegen de Heilige  Geest? Ik herinnerde mij al het bijbelonderwijs dat ik ooit had gehoord. Ik wist  dat mijn gezin ergens boven mij wass. Met ontzetting realiseerde ik mij dat ik  in de hel was net als al die andere zielen die ik gezien had en met wie ik had  gesproken.
Het voelde zo vreemd dat ik in staat was om volkomen door mijn lichaam heen te  zien. De wormen begonnen weer door mij heen te kruipen. Ik voelde ze kruipen. Ik  schreeuwde van angst en pijn.
Juist toen zei een demon: "Jouw Jezus heeft je mooi in de steek gelaten, hé?  Wel, je bent nu satans bezit!" Uit hem kwam een boosaardig lachen toen hij mijn  vorm opraapte en mij bovenop "ïets" plaatste.
Ik ontdekte al gauw dat ik op de rug van de levend-dode vorm van een soort beest  zat. Het was, net als ik, vuilgrijs, vol van smerigheid en rottend dood vlees.  Een afschuwelijke geur vulde de vuile lucht. Het beest nam mij mee omhoog naar  een brede strook grond. Ik dacht: O Heer, waar bent U?
Wij passeerden vele zielen die schreiden om verlossing. Ik hoorde het harde  geluid van het openen van de kaken van de hel en meer zielen vielen langs mij  naar beneden. Mijn handen waren op mijn rug samengebonden.
De pijn was niet aanhoudend - zij kwam plotseling en ging opeens weer weg. Ik  gilde iedere keer dat de pijnen kwamen en wachtte vol angst wanneer ze  verminderden.
Ik dacht: Hoe zal ik hier ooit uitkomen? Wat ligt we vóór mij? Is dit het einde?  Wat heb ik gedaan dat ik de hel verdiend heb? "O Heer, waar bent U?" riep ik uit  vol pijn.
Ik schreide, maar er kwamen geen tranen - alleen droge snikken schudden mijn  lichaam. Het dier stopte voor iets. Ik keek op en zag een prachtige kamer vol  overdadige rijkdom en glanzende juwelen. In het midden van deze kamer was een  mooie vrouw, gekleed in de dracht van een koningin. Ik vroeg mij in mijn staat  van wanhoop af, wat dit te betekenen had.
Ik zei: "Vrouw, alstublieft, help mij". Zij kwam dichtbij en spuwde in mijn vorm  van een gezicht. Zij vervloekte mij en zei gemene dingen tegen mij. "O Heer, wat  gaat er nu gebeuren!" schreide ik. Een boze lach kwam uit haar.
19b. De kaken van de hel
Vlak voor mijn ogen begon de vrouw te veranderen in een man, een kat, een paard,  een slang, een rat en een jonge man. Wat ze ook verkoos te zijn, dat was zij.  Zij bezat geweldige boze kracht. Boven haar kamer stond geschreven: "Koningin  van Satan".
Het beest liep door en het leek wel uren voordat het stopte. Met een stoot werd  ik van het beest op de grond geworpen. Ik keek op en zag een leger van mannen te  paard naar mij toe komen rijden. Ik werd gedwongen opzij te gaan toen zij  passeerden. Zij waren ook geraamten met de vuilgrijze kleur van de dood.
Nadat zij gepasseerd waren werd ik van de grond opgepikt en in een cel gegooid.  Toen iemand de deur op slot deed keek ik vol afschuw de cel rond en huilde. Ik  bad, maar zonder hoop. Ik weende en bekeerde mij wel duizend keer van mijn  zonden. Ja, ik dacht aan de vele dingen die ik had kunnen doen om anderen tot  Christus te leiden en om mensen te helpen wanneer ze mij nodig hadden. Ik had  berouw van de dingen die ik had gedaan en van de dingen die ik ongedaan had  gelaten.
"O Here, red mij", riep ik uit. Telkens en telkens weer riep ik tot God om mij  te helpen. Ik kon Hem niet zien of voelen. Ik was in de hel precies als al  diegenen die ik had gezien. Ik viel op de grond in pijn en weende. Ik voelde dat  ik voor altijd verloren was.
Uren gingen voorbij, en telkens weer kwam dit harde geluid en dan vielen er weer  andere zielen in de hel. Ik bleef roepen: "Jezus, waar bent U?" Er kwam geen  antwoord. De wormen begonnen weer te kruipen binnenin mijn geestesvorm. Ik kon  ze vanbinnen overal voelen.
De dood was overal. Ik had geen vlees, geen organen, geen bloed, geen lichaam en  geen hoop. Ik bleef de wormen uit mijn skaletvorm plukken. Ik wist alles wat er  gebeurde en ik wilde doodgaan, maar ik kon niet. Mijn ziel zou voor eeuwig  leven.
Ik begon te zingen over het leven en de kracht die in het bloed van Jezus zijn,  het bloed dat in staat is om van zonden te redden. Toen ik dit deed kwamen er  grote demonen op mij af met speren, al schreeuwende: "Stop dat!" Zij doorstaken  mij met de speren en ik voelde hete vuurstralen als de punten door mijn vorm  gingen. Zij staken mij aanhoudend.
Op een zangerige toon dreunden ze gedurig: "Hier is satan God. Wij haten Jezus  en alles waarvoor Hij staat!"
Toen ik niet wilde stoppen met zingen haalden ze mij uit de cel en sleepten mij  naar een grote opening. "Als je niet stil bent", zeiden ze: "zul je zwaardere  folteringen krijgen".
Ik stopte met zingen en eindelijk brachten ze mij terug in de cel. Ik herinnerde  mij een bijbelvers over gevallen engelen die in ketenen bewaard worden tot het  laatste oordeel. Ik vroeg mij af of dit mijn oordeel was. "Here, red de mensen  op aarde", schreide ik: "Schud ze wakker voor het te laat is". Vele bijbelverzen  kwamen mij in de gedachten, maar ik was bang voor de demonen en zei ze niet  hardop.
Gekerm en gegil vulden de vuile lucht. Een rat kroop naar me toe. Ik schopte het  beest weg. Ik dacht aan mijn man en kinderen. "O God, laat ze niet hier komen",  smeekte ik, want ik wist zeker dat ik in de hel was.
God kan mij niet horen. De oren van de Almachtige zijn gesloten voor het gekerm  in de hel, dacht ik. Als er maar iemand wilde luisteren.
Een grote rat rende mijn been op en beet me. Ik gilde en trok haar van mij af.  Er was een ontzettende, snijdende pijn.
Een vuur dat nergens vandaan kwam begon langzaam naar mij toe te branden.  Seconden, minuten, uren gingen voorbij. Ik was een zondaar die naar de hel was  gegaan. "O dood, kom alsjeblieft", huilde ik. Mijn kermend geroep scheen de  kaken van de hel geheel te vullen. Anderen deden mee met mijn geweeklaag: voor  eeuwig verloren, geen uitkomst! Ik wilde dood maar kon niet.
Ik viel in een hoopje op de grond, en voelde al de martelingen. Ik hoorde de  kaken weer opengaan, en er kwamen meer zielen binnen. De vuren waren me nu aan  het verbranden en ik voelde een nieuwe pijn. Ik beleefde bewust alles wat er  gebeurde. Ik had een scherp, helder verstand. Ik wist al deze dingen en ik wist  dat wanneer zielen die niet gered zijn van hun zonden op aarde sterven, hier in  de hel komen.
"O mijn God, red mij", riep ik schreiend: "Alstublieft, red ons allen".
Ik herinnerde mij mijn hele leven en al de mensen die mij over Jezus hadden  verteld. Ik herinnerde mij dat ik voor de zieken had gebeden en hoe Jezus hen  genezen had. Ik herinnerde mij Zijn woorden van liefde en troost en Zijn  getrouwheid.
Als ik maar meer als Jezus was geweest, dan zou ik hier niet zijn, dacht ik. Ik  dacht aan al de goede dingen die God mij had gegeven - dat Hij mij zelfs de  lucht die ik inademde had gegeven, voedsel, kinderen, een huis, en goede dingen  om van te genieten. Maar, als Hij een goede God is, waarom ben ik dan hier? Ik  had geen kracht om op te staan, maar mijn ziel bleef aanhoudend roepen; "Laat  mij eruit".
Ik wist dat boven mij het leven doorging en dat mijn vrienden en familie hun  normale leven leefden. Ik wist dat er gelach, liefde en vriendelijkheid was  ergens daarboven. Maar zelfs dat begon te vervagen in de ontzettende pijn.
Schemerduister en een vuile dikke mist vulde dit deel van de hel. Overal was een  dofgeel licht en de geur van rottend vlees en verderf was zo sterk dat het bijna  onverdragelijk was. Minuten schenen uren en uren reikten tot in een eeuwigheid.  O, wanneer zou dit een einde nemen?
Ik kreeg geen slaap, geen rust, geen voedsel en geen water, ik had grote honger  en was dostiger dan ik ooit in mijn leven was geweest. Ik was zo moe en zo  slaperig - maar de pijn verminderde geen moment. Iedere keer dat de kaken zich  openden stortte men weer een lading verloren mensheid in de hel. Ik vroeg me af  of er iemand bij was die ik kende. Zouden ze mijn man hier brengen?
Uren waren voorbij gegaan sinds ik in de kaken van de hel was aangekomen. Maar  toen merkte ik dat een licht de ruimte begon te vullen. Plotseling stopte het  vuur, de rat rende weg, en de pijn verliet mijn lichaam. Ik keek rond of er  enige mogelijkheid tot ontsnapping was, maar die was er niet.
Ik vroeg mij af wat er aan de hand was, ik wist dat dit iets vreselijks was. En  toen begon de hel te schudden, en het vlammende vuur kwam er weer aan. Daar  kwamen weer de slangen en de ratten en de wormen! Ondragelijke pijn vulde mijn  ziel toen de folteringen weer begonnen.
"O God, laat mij sterven", gilde ik terwijl ik met mijn knokige handen op de  aarden vloer van de cel begon te slaan. Ik gilde en riep, maar niemand wist het  of gaf er enige aandacht aan.
Opeens werd ik uit de cel getild door een onzichtbare kracht. Toen ik weer tot  bewustzijn kwam stond ik samen met de Here naast mijn huis. Ik riep schreiend  uit: "Waarom Heer, waarom?" en viel in wanhoop aan Zijn voeten.
Jezus zei: "Vrede, wees stil". Onmiddellijk had ik vrede. Hij tilde mij  liefdevol op en ik viel in slaap in Zijn armen.
Toen ik de volgende dag wakker werd was ik erg ziek. Dagenlang doorleefde ik de  verschrikkingen van de hel en de martelingen. 's Nachts werd ik gillend wakker  en riep dat er wormen in mij kropen. Ik was erg bang voor de hel.
20. De hemel
Ik was vele dagen ziek nadat ik in de kaken van de hel was achtergelaten. Ik  moest het licht aan hebben wanneer ik sliep. Ik moest de bijbel altijd bij mij  hebben en ik las er aanhoudend in. Mijn ziel was in ernstige shock. Ik wist nu  wat de verlorenen doormaakten wanneer zij voorgoed naar de hel gingen.
Jezus zei telkens: "Vrede, wees stil", en dan stroomde de vrede mijn ziel  binnen. Maar een paar minuten later werd ik weer gillend wakker, hysterisch van  angst.
Gedurende deze tijd wist ik dat ik nooit alleen was, Jezus was er altijd. Maar  zelfs met die wetenschap kon ik soms Zijn tegenwoordigheid niet ervaren. En ik  was zo bang dat ik weer naar de hel terug moest dat ik soms zelfs bevreesd was  om Jezus bij me te hebben.
Ik probeerde anderen te vertellen over mijn ervaringen in de hel. Zij wilden  niet naar mij luisteren. Ik smeekte hen: "Alstublieft, bekeert u van uw zonden,  voordat het te laat is". Maar het was moeilijk voor de mensen om te geloven wat  ik hun vertelde over de folteringen waar ik doorheen was gegaan en dat Jezus mij  had gezegd dat ik over de hel moest schrijven.
De Here verzekerde mij dat Hij de Here, mijn Heelmeester, was. En hoewel ik  dacht dat ik nooit ten volle zou herstellen: de genezing kwam.
En toen gebeurde het weer. Nogmaals was ik in de geest met de Here Jezus, en wij  stegen hoog de lucht in.
Jezus zei: "Ik wil je de liefde en goedheid van God laten zien en gedeelten van  de hemel. Ik wil dat je de wonderlijke werken van de Here ziet, die zo prachtig  zijn om te aanschouwen".
Voor ons zag ik twee reusachtige planeten, heerlijk-mooi en glorieus in al hun  luister. God Zelf was daar het licht.
Een engel kwam ons tegemoet en zei tegen mij: "Zie de goedheid en liefde van de  Here uw God. Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid". Er ging zoveel liefde  en tederheid van de engel uit dat ik op het punt stond te wenen, maar toen sprak  hij weer: "Aanschouw de kracht en de macht en de majesteit van God. Laat mij u  de plaats tonen die Hij voor de kinderen heeft geschapen".
Opeens rees daar een grote planeet voor ons op, een planeet zo groot als de  aarde. En toen hoorde ik de stem van de Vader zeggen; "De Vader, de Zoon en de  Heilige Geest zijn allen één. De Vader en de Zoon zijn één, en de Vader en de  Heilige Geest zijn één. Ik zond Mijn Zoon om te sterven op een kruis, zodat  niemand verloren behoefde te gaan.
"Maar", zei Hij met een glimlach, "Ik zou je de plaats laten zien die Ik voor  Mijn kinderen heb gemaakt. Ik heb alle kinderen zeer lief. Ik bekommer Mij erom  wanneer een moeder een kind verliest, zoals de vrucht in jou schoot te vroeg  werd geboren, Mijn kind. Je ziet, Ik weet alle dingen en Ik draag zorg voor Mijn  kinderen.
"Vanaf de tijd dat er leven is in de moederschoot weet Ik ervan. Ik heb kennis  van de baby's die vermoord worden terwijl zij nog in het lichaam van hun moeder  zijn - de geaborteerde levens die verworpen zijn en ongewenst. Ik weet alles van  de doodgeborenen en van die kinderen die worden geboren met gebreken waardoor ze  kreupel of verlamd raken. Vanaf de tijd van de ontvangenis is het een ziel.
"Mijn engelen dalen naar beneden en brengen de kinderen naar Mij wanneer zij  sterven. Ik heb een plaats waar zij kunnen groeien, leren en geliefd worden. Ik  geef ze complete lichamen en herstel welke delen zij ook missen. Ik geef ze  verheerlijkte lichamen".
Over de hele planeet kon men voelen dat men geliefd was, er was een gevoel van  volmaakt welzijn. Alles was volmaakt. Hier en daar tussen het weelderige gras en  de poelen van kristalhelder water waren speelterreinen met marmeren zitplaatsen  en glanzend gewreven houten banken om op te zitten.
En er waren kinderen die zich met allerlei soorten activiteiten bezighielden.  Elk kind droeg een smetteloos wit kleed en sandalen. De witte klederen waren zo  helder dat ze glinsterden in het heerlijke licht op de planeet. Een overvloed  van kleuren overal benadrukten de witheid van de klederen van de kinderen.  Engelen waren de bewakers van de poorten en de namen van de kinderen werden alle  in een boek geschreven.
Ik zag kinderen het Woord van God leren en zag dat ze muziekles kregen uit een  gouden boek. Ik was verbaasd toen ik allerlei soort dieren naar de kinderen toe  zag komen of naast hen zag zitten, terwijl de kinderen in deze engelenschool  waren.
Er waren geen tranen en er was geen verdriet. Alles was uitermate mooi en overal  was vreugde en geluk.
Toen liet de engel mij een andere planeet zien die vóór mij scheen als een groot  licht. Het licht scheen met een glans als van een miljoen sterren, en alles op  de planeet was levend en vol van schoonheid.
In de verte zag ik twee bergen die gemaakt waren van puur goud, en dichter bij  mij stonden twee gouden poorten ingelegd met diamanten en andere kostbare  gesteenten. Ik wist dat dit de nieuwe aarde was en dat de stad die in glorie  voor mij lag het nieuwe Jeruzalem was: de stad van God neergedaald naar de  aarde.
En toen was ik terug op de oude aarde - de aarde zoals die was vóórdat de  laatste vuren haar zouden zuiveren en reinigen voor Gods glorieuze doel. En hier  was ook een nieuw Jeruzalem, de hoofdstad van het duizendjarig rijk. En ik zag  mensen uit de rotsholen en uit de bergen komen en op weg gaan naar deze stad.
Hier was Jezus Koning, en de natiën van de gehele aarde brachten Hem gaven en  bewezen Hem hulde.
Jezus gaf mij de vertolking van mijn visioen. Hij zei: "Spoedig zal Ik  wederkomen en eerst met Mij mee naar de hemel nemen de rechtvaardige  gestorvenen, dan zullen zij die levend achterbleven, opgenomen worden en Mij  ontmoeten in de lucht. Hierop volgt de regering van de Anti-christ, hij zal op  aarde regeren voor een vastgestelde tijd, en er zullen verdrukkingen zijn zoals  er nimmer op aarde zijn geweest, en ook nooit meer wezen zullen.
"En dan zal Ik terugkeren met Mijn heiligen, en satan zal in de bodemloze put  geworpen worden waar hij duizend jaren gebonden zal zijn. Gedurende die duizend  jaar zal Ik vanuit Jeruzalem regeren over de gehele aarde. Wanneer het  duizendjarig rijk voorbij is zal satan tijdelijk losgelaten worden en Ik zal hem  verslaan door de schittering van Mijn komst. De oude aarde zal voorbijgaan.
"Zie er zal een nieuwe aarde komen en een nieuw Jeruzalem zal nederdalen op de  aarde - en Ik zal regeren tot in alle eeuwigheden".
21. Valse religie
De Here zei: "Als de mensen op aarde naar Mij willen luisteren en zich bekeren  van hun zonden, zal Ik de werkingen van de antichrist en het beest tegenhouden  tot er een tijd van verfrissing komt. Bekeerden de inwoners van Ninevé zich niet  op de prediking van Jona? Ik ben Dezelfde, gisteren, vandaag en tot in  eeuwigheid. Bekeert u, en Ik zal een tijd van zegen zenden".
Toen hoorde ik Jezus zeggen: "Mijn volgelingen zouden elkaar moeten liefhebben  en elkaar moeten helpen. Zij moeten de zonde haten en de zondaar liefhebben.  Door het zien van deze liefde zullen alle mensen weten dat u Mijn discipelen  bent".
Toen Jezus sprak opende de aarde zich en waren we terug in de hel. Ik zag een  heuvelkant bezaaid met dode boomstammen en daar overal tussendoor was een  grijsachtige grond. Ik zag ook kleine putten in de heuvelzijde, en de grijze  vormen van mensen die liepen en praatten.
Ik volgde Jezus op een zeer krom, slingerend en vuil spoor dat omhoog voerde de  grijze heuvel op. Toen wij naderbij kwamen zag ik dat de mensen volledig waren,  maar wel dood. Zij waren samengesteld van grijs dood vlees, en zij waren  verbonden met een touw van slavernij, een soort koord van grijs materiaal dat  zich geheel rondom de mensen op de heuvel wond. Hoewel er geen vuur te zien was,  wist ik dat dit een deel van de hel was, want dood vlees viel van de beenderen  van de mensen en groeide dan weer vlug aan. De dood was overal, maar de mensen  schenen er geen erg in te hebben - zij waren geheel verdiept in hun gesprekken.
Jezus zei: "Laten wij luisteren naar wat zij zeggen".
Een man zei tegen een ander: "Heb je gehoord over deze man Jezus die kwam om de  zonde weg te nemen?"
Iemand antwoordde: "Ik ken Jezus. Hij heeft mijn zonden weggewassen. Feitelijk  weet ik niet wat ik hier doe".
"Ik ook niet", zei de eerste man.
Weer een ander zei: "Ik probeerde tegen mijn buurman te getuigen over Jezus,  maar hij wilde niet eens luisteren. Toen zijn vrouw stierf kwam hij naar me toe  om geld te lenen voor de begrafenis, maar ik herinnerde me dat Jezus had gezegd  dat wij voorzichtig moesten zijn als de slangen en argeloos als de duiven.  Daarom wees ik hem af. Hoe dan ook, ik wist dat hij het geld aan iets anders zou  besteden. Wij moeten goede rentmeesters van ons geld zijn, weet u".
De man die het eerst gesproken had, sprak weer. "Ja broeder", zie hij: "een  jongen in onze kerk had kleren en schoenen nodig, maar zijn vader drinkt, daarom  weigerde ik om iets voor zijn zoon te kopen - wij hebben die man werkelijk een  les geleerd".
"Wel", zei weer een andere man, terwijl hij het touw van slavernij in zijn  handen hield en het nerveus helemaal om zich heen wond: "wij moeten anderen  altijd leren hoe als Jezus te leven. Die man had niet het recht om te drinken.  Laat hem maar lijden".
Jezus zei: "O onverstandigen en tragen van hart, laat de waarheid tot u  doordringen, en hebt elkander lief met een vurige liefde. Helpt de hulpelozen.  Geeft aan hen die in nood zijn zonder iets terug te verwachten.
"Als u berouw toont, o aarde, dan zal Ik u zegenen en niet vervloeken. Ontwaakt  uit uw slaap en komt tot Mij. Vernedert u en buigt uw harten voor Mij en Ik zal  tot u komen en bij u wonen. Gij zult Mijn volk zijn en Ik zal uw God zijn".
22. Het merkteken van het beest
Ik hoorde de Here zeggen: "Mijn Geest zal niet altijd strijden met de mens. Kom  en zie het beest.
"Gedurende de laatste dagen zal een slecht beest opkomen uit de aarde en velen  verleiden uit iedere natie op de aarde. Hij zal eisen dat iedereen zijn  merkteken draagt, nummer 666, op hun hand of op hun voorhoofd. Iedereen die het  merkteken ontvangt zal het beest toebehoren en zal met hem geworpen worden in de  poel van vuur die brandt van vuur en zwavel.
"Het beest zal oprijzen onder de toejuichingen van de wereld, want hij zal  zoveel vrede en voorspoed brengen dat niemand ooit iets dergelijks heeft  meegemaakt. Wanneer hij de wereldheerschappij heeft verkregen zullen diegenen  die zijn merkteken niet op hun voorhoofd of op hun hand hebben, niet in staat  zijn om voedsel, kleren, auto's, huizen of wat dan ook te kopen. Noch zullen zij  in staat zijn om iets dat zij bezitten te verkopen aan iemand anders, tenzij zij  het merkteken hebben.
"De Here God verklaart nadrukkelijk dat zij die het merkteken dragen, hun  getrouwheid aan het beest hebben bevestigd en voor altijd van de Here God  afgesneden zullen worden. Zij zullen hun deel hebben met de ongelovigen en de  werkers der ongerechtigheid. Het merkteken verklaart eenvoudig dat zij die het  bezitten, God hebben verworpen en zich tot het beest hebben gekeerd voor hun  levensonderhoud.
"Het beest en zijn volgelingen zullen hen die het merkteken weigeren, vervolgen  en zij zullen velen van hen doden. Zij zullen grote druk uitoefenen op degenen  die in de ware God geloven om hen te dwingen het merkteken aan te nemen.  Kinderen en baby's zullen gedood worden voor de ogen van de ouders die weigeren  het merkteken te dragen. Het zal een tijd van grote rouw zijn.
"Zij, die het merkteken bezitten, zullen gedwongen worden hun bezittingen aan  het beest te geven in ruil voor de belofte dat het beest zal voorzien in alle  noden van zijn volgelingen.
"Sommigen van u zullen verzwakken en zich overgeven aan het beest en zijn  merkteken op hun hand of voorhoofd ontvangen. U zult zeggen: "God zal vergeven,  God zal begrip hebben". Maar Ik zal niet op Mijn Woord terugkomen. Ik heb u  herhaaldelijk gewaarschuwd door de mond van Mijn profeten en dienaars van het  Evangelie. Bekeert u nu, terwijl het nog dag is, want de nacht komt waarin het  oordeel voor altijd zal vastgesteld worden.
"Als u het beest niet gehoorzaamt en weigert zijn merkteken te dragen, zal Ik  voor u zorgen. Ik zeg niet dat velen niet voor hun geloof zullen moeten sterven  in die tijd, want velen zullen onthoofd worden omdat zij op de Here God  vertrouwden. Maar gezegend zijn zij die in de Here sterven, want hun loon zal  groot zijn.
"Het is waar dat er een tijd van vrede en voorspoed zal aanbreken en gedurende  die tijd zal het beest aan populariteit en respect winnen. Hij zal de problemen  van de wereld in het niets doen verdwijnen - maar de vrede zal eindigen in  bloedvergieten en de voorspoed zal in het land veranderen in grote hongersnood.
"Vrees niet voor wat een mens u kan doen, maar vrees hem die uw ziel en lichaam  in de hel kan werpen. Want al zal er grote vervolging zijn en zullen de  verdrukkingen vermenigvuldigd worden, Ik zal u door alles heen bevrijden.
"Maar voordat die boze dag komt zal Ik een machtig leger verwekken dat Mij zal  aanbidden in geest en in waarheid. Het leger van de Heer zal machtige  heldenfeiten verrichten en wonderbare daden voor Mij doen. Daarom, komt te zamen  en aanbidt Mij in geest en in waarheid. Brengt de vruchten der gerechtigheid  binnen en geeft Mij wat Mij toekomt, en Ik zal u bewaren voor het boze uur.  Bekeert u nu, en wordt behouden, dan zult u bewaard worden voor de vreselijke  dingen die de onverstandigen en onbekeerden zullen overkomen.
"Het loon dat de zonde geeft is de dood, maar de genade die God schenkt, is het  eeuwige leven.
Roept Mij aan terwijl u nog kunt en Ik zal u aannemen en vergeven. Ik heb u lief  en het is niet Mijn wil dat u verloren gaat.
"Geloof dit verslag en leeft. Kiest heden wie u dienen wilt".
* * *
23. De wederkomst van Christus
Ik zag de komst van de Here. Ik hoorde Zijn roepen als het klinken van een  bazuin en de stem van een aartsengel. En de hele aarde schudde, en uit de graven  kwamen de rechtvaardige doden om hun Heer in de lucht te ontmoeten. Het scheen  mij toe dat de bazuinen urenlang klonken en de aarde en de zee gaven hun doden  op. De Here Jezus Christus stond bovenop de wolken in een gewaad van vuur en  aanschouwde het glorieuze tafereel.
Weer hoorde ik het geluid van de bazuinen. Terwijl ik toekeek begonnen de  levenden die achterbleven op aarde op te stijgen om hen te ontmoeten. Ik zag de  verlosten als miljoenen lichtpunten zich samenvoegen op een vergaderplaats in de  lucht. Daar gaven de engelen hun gewaden van het puurste wit. Er was grote  vreugde.
Het werd de engelen gegeven om de orde te bewaren en zij schenen overal te zijn.  Zij gaven speciale aandacht aan de verrezenen. De verlosten ontvingen een nieuw  lichaam en zij werden veranderd terwijl zij door de lucht gingen.
Grote vreugde en geluk vulden de hemelen en de engelen zongen: "Glorie voor de  Koning der koningen!"
Hoog in de hemelen aanschouwde ik een groot geestelijk lichaam - het was het  lichaam van Christus. En het lichaam lag op zijn rug op een bed, en bloed  druppelde op de aarde. Ik wist dat dit het geslagen lichaam van onze Here was.  En toen werd het lichaam groter en groter totdat het de hemelen vulde. En  miljoenen vrijgekochten gingen in en uit.
Ik zag in grote verbazing dat miljoenen mensen trappen naar het lichaam  beklommen en het begonnen te vullen, te beginnen met de voeten en vervolgens de  benen, dan de armen, de buik, het hart en het hoofd. En toen het lichaam vol  was, zag ik dat het gevuld was met mannen en vrouwen van iedere natie, volk en  taal van de aarde. En met een machtige stem prezen zij de HERE.
Miljoenen waren gezeten voor een troon, en ik zag engelen terwijl zij de boeken  brachten waaruit het oordeel werd voorgelezen. Daar was het verzoendeksel en aan  velen werden beloningen gegeven.
Toen, terwijl ik bleef kijken bedekte duisternis het oppervlak van de aarde en  overal waren demonische machten. Ontelbaar vele boze geesten waren uit hun  gevangenis bevrijd en werden op de aarde geworpen. Ik hoorde de Here zeggen:  "Wee de bewoners van de aarde, want satan is gekomen om onder u te wonen".
Ik zag een kwaad beest en hij stortte zijn venijn uit over de hele aarde. De hel  schudde in haar furie en uit een bodemloze put kwamen horden van slechte  creaturen die krioelden over heel de aarde. Ze maakten de aarde zwart met hun  enorme aantallen. Mannen en vrouwen renden roepend om hulp naar de heuvels, de  grotten en de bergen. En er waren oorlogen op de aarde en er was hongersnood en  dood.
Ten slotte zag ik vurige paarden en wagens in de hemelen. De aarde beefde en de  zon werd rood als bloed. En een engel riep: "Hoor, o aarde, de Koning komt!"
En daar verscheen in de lucht de Koning der koningen en de Heer der heren, en  met Hem waren de heiligen van alle eeuwen, gekleed in pure witte gewaden. En ik  herinnerde mij dat de bijbel zegt dat elk oog Hem zal zien en elke knie zich  voor Hem zal buigen.
Toen begonnen de engelen met hun sikkel het gerijpte graan te oogsten - dit is  het einde van de wereld.
Jezus zei: "Bekeert u en laat u verlossen, want het Koninkrijk van God is nabij.  Mijn wil en Mijn Woord zullen volbracht worden. Bereidt de weg de Heren".
En ik dacht: Wij moeten elkander liefhebben. Wij moeten vaststaan in de waarheid  en onze kinderen corrigeren in het licht van de spoedige komst van Christus.  Want voorzeker, de Koning komt spoedig!
24. Gods laatste pleidooi
Jezus zei: "Vermaant hen die in de wereld zijn niet hooghartig te zijn en niet  te vertrouwen op onzekere rijkdom, maar op de levende God, die ons alles  rijkelijk geeft om ervan te genieten. Wandel in de Geest, en u zult niet  toegeven aan de begeerte van het vlees.
"Dwaalt niet, God laat niet met zich spotten. Want wat een mens zaait, zal hij  ook oogsten. Zaait op (de akker van) het vlees, en u zult verderf oogsten. Zaait  op (de akker van) de Geest en u zult eeuwig leven oogsten. De werken van het  vlees zijn: overspel, hoererij, onreinheid, afgoderij, toverij, twist, afgunst,  dronkenschap, brasserijen, en dergelijke. Zij, die dergelijke dingen bedrijven  zullen het Koninkrijk van God niet beërven.
"De vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid,  goedheid, trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Want wie Christus  toebehoren, hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd.
"Wanneer het Woord van God vervuld is geworden zal het einde komen. Niemand weet  de dag noch het uur dat de Zoon van God naar de aarde zal wederkeren. Ook de  Zoon weet het niet, want het is alleen bekend bij de Vader. Het Woord wordt  haastig vervuld. Kom als een kind, en laat Mij u reinigen van de werken van het  vlees. Zeg tot Mij: "Here Jezus, kom in mijn hart, en vergeef mij al mijn  zonden. Ik weet dat ik een zondaar ben, en ik heb berouw van mijn zonden. Was  mij in Uw bloed, en maak mij rein. Ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen U en  ik ben niet waardig Uw kind genoemd te worden. Door het geloof ontvang ik U nu  als mijn Redder".
"Ik zal u voorgangers naar Mijn eigen hart geven, en Ik zal uw Herder zijn. Gij  zult Mijn volk zijn, en Ik zal uw God zijn. Leest het Woord, en verzuimt uw  eigen bijeenkomsten niet. Geeft uw gehele leven aan Mij en Ik zal u bewaren. Ik  zal u nooit verlaten of begeven".
Mensen, door die ene Geest hebben wij toegang tot de Vader. Ik bid dat u allen  zult komen om uw hart aan de Heer te geven.
* * *
25. Visioenen van de hemel
Sommige van de volgende visioenen werden mij gegeven voordat Jezus mij meenam  naar de hel. Sommige hiervan kwamen tot mij toen mijn reis door de hel bijna ten  einde was.
Gelijkenis van God
Ik ontving dit hemelse visioen terwijl ik diep in gebed, meditatie en aanbidding  was.
De heerlijkheid van de Here daalde neer op de plaats waar ik in gebed was. Grote  golven van vuur, schitterende lichten en majesteitelijke macht kwamen mij voor  ogen. In het centrum van het vuur en de lichten was de troon van God. Op de  troon was een gelijkenis van God. Vreugde, vrede en liefde vloeiden uit God de  Almachtige.
De ruimte rondom de troon was gevuld met baby cherubs, zingende en kussende de  Here op Zijn gezicht, Zijn handen en Zijn voeten. Het gezang dat zij zongen was:  "Heilig, heilig, heilig is de Here God Almachtig". De cherubs hadden tongen van  vuur op hun hoofd en op elke kleine vleugelspits. Hun vleugels schenen zich  gelijktijdig te bewegen met de beweging van de macht en de glorie van de HERE.
Een cherub vloog naar mij toe en raakte mijn ogen aan.
Gouden bergen
In een visioen keek ik ver uit over de aarde. Ik kon zien dat het land voor vele  mijlen dorstig was naar regen. De grond was opengebarsten, droog en kaal. Er  waren geen bomen noch was er enig ander gewas te zien.
Toen werd mij toegestaan verder te zien dan het droge land en ik keek langs heel  de afstand naar de hemel. Daar, zij aan zij en elkaar aanrakend bij hun basis,  waren twee reusachtige bergen. Ik weet niet hoe hoog zij waren, maar ze waren  heel erg hoog. Ik kwam dichterbij en ontdekte toen dat zij van solide goud  gemaakt waren - goud, zo puur, dat het transparant was.
Door en voorbij de bergen zag ik een schitterend wit licht, en het licht nam toe  totdat het heel het universum vulde. Ik voelde in mijn hart dat dit het  fundament van de hemel was.
Mensen vechten om een kleine gouden ring, maar God bezit al het goud.
Het bouwen van een woning.
Terwijl ik aan het bidden was ontving ik dit visioen. Ik zag engelen alles lezen  wat opgetekend staat over de werken die we hier op aarde doen. Sommigen van de  engelen hadden vleugels en anderen niet. Sommigen waren groot en anderen waren  klein, maar hun gezichten waren alle verschillend. Zoals de mensen hier op aarde  konden ook de engelen herkend worden aan hun gelaatstrekken.
Ik zag dat de engelen druk bezig waren met het snijden van buitengewone  diamanten die ze plaatsten in de fundering van prachtige grote huizen. De  diamanten waren 30 cm dik en 60 cm lang en zeer mooi. Elke keer dat er een ziel  voor God gewonnen is, wordt een diamant toegevoegd aan de woning van de  zielenwinner. Geen arbeid die voor God gedaan is, is zonder beloning.
De poorten van de Hemel.
Op een andere keer toen ik in gebed was, zag ik het volgende hemelse visioen. Ik  was in de geest en een engel kwam naar mij toe en nam mij mee naar de hemelen.  Nogmaals waren daar de prachtige taferelen van golvend licht en verblindende  glorie zoals ik gezien had achter de solide gouden bergen. Het was ontzagwekkend  de glorie van God tentoongespreid te zien.
Toen de engel en ik twee reusachtig grote poorten naderden, die gezet waren in  een grote muur, zagen wij bijzonder grote engelen met zwaarden. Zij waren  ongeveer 15 meter lang, en hun haar was gesponnen goud. De poorten waren zo  hoog, dat ik de bovenkant ervan niet kon zien. Zij waren het prachtigste  kunstwerk dat ik ooit gezien heb. Zij waren gebeeldhouwd met ingewikkelde  vouwen, draperingen, lagen, beeldsnijkunst, saffieren en andere edelstenen.  Alles aan de poorten was in volmaakt evenwicht en de poorten openden naar  buiten. Een engel met een boek in zijn hand kwam tevoorschijn van achter de  poorten. Na het boek gecontroleerd te hebben, knikte de engel, hiermee  bevestigde hij dat ik kon binnenkomen.
Lezer, u kunt de hemel niet binnengaan als uw naam niet geschreven staat in het  Boek des Levens van het Lam.
Het Archief
In een visioen nam een engel mij mee naar de hemel en liet mij een heel grote  kamer zien met muren van solide goud. Alfabetische letters waren hier en daar in  de muren gegrift. De scéne had veel weg van een enorm grote bibliotheek, maar de  boeken waren in de muur ingesloten in plaats van op boekenplanken gezet.
Engelen in lange klederen namen boeken uit de muren en bestudeerden ze  naukeurig. Het scheen dat bij hun werk de orde streng werd gehandhaafd. Ik  merkte op dat de boeken dikke gouden kaften hadden en dat sommige van de  pagina's rood waren. De boeken waren erg mooi.
De engel die bij mij was zei dat deze boeken een verslag bevatten van het leven  van ieder mens die ooit op de aarde geboren was. Mij werd verteld dat er op een  andere plaats meer kamers waren met nog meer verslagen. Van tijd tot tijd  brachten de aartsengelen de verslagen voor God voor Zijn goedkeuring of  afkeuring. De boeken bevatten gebedsverzoeken, profetieën, houdingen, groei in  de Here, zielen tot Christus geleid, de vrucht van de Geest en nog veel meer.  Alles wat wij op aarde doen is door de engelen opgetekend in één van de boeken.
Telkens nam een engel een boek uit de muur en waste dan de bladzijden met een  zachte doek. De gewassen bladzijden werden rood.
Een Hemelse Ladder
De Geest van de Here bracht mij het volgende visioen. Ik zag een grote  geestelijke ladder die nederdaalde van de hemel naar de aarde. Aan een kant van  de ladder daalden engelen naar de aarde, terwijl zij aan de andere kant omhoog  klommen.
De engelen op de ladder hadden geen vleugels, maar iedere engel had een boek met  een naam op de voorkaft geschreven. Sommigen van de engelen schenen aanwijzingen  te geven en vragen te beantwoorden die de andere engelen hen stelden. Als de  aanwijzingen waren ontvangen en hun vragen beantwoord waren, verdwenen zij.
Ik zag ook andere ladders in andere delen van de aarde. Engelen waren aanhoudend  in beweging, klimmend en dalend. De engelen bewogen zich met vrijmoedigheid en  autoriteit, aangezien zij boodschappers waren met opdrachten van God.
26. Een profetie van Jezus
Toen Jezus de eerste keer aan mij verscheen, zei Hij: "Kathryn, de Vader heeft  je gekozen om Mij te vergezellen door de diepten van de hel. Ik zal je vele  dingen laten zien over de hel en over de hemel, waarvan Ik wens dat de wereld ze  zal weten. Ik zal je zeggen wat te schrijven zodat dit boek een waarachtig  verslag is van wat deze onbekende plaatsen werkelijk zijn. Mijn Geest zal  geheimen openbaren over de eeuwigheid, het oordeel, liefde, de dood en het leven  hiernamaals".
De boodschap van de Here aan een verloren wereld is deze: "Het is niet Mijn  verlangen dat u naar de hel gaat. Ik heb u gemaakt voor Mijn eigen welbehagen en  voor eeuwigdurende vriendschap. U bent Mijn schepping, en Ik heb u lief. Roep  Mij aan terwijl Ik nabij ben, en Ik zal u horen en u antwoorden. Ik wens u te  vergeven en te zegenen".
Aan hen die wedergeboren zijn zegt de Here: "Vergeet niet uw samenkomsten. Komt  te zamen en bidt en bestudeert Mijn Woord. Aanbidt Mij in de geest van  heiligheid".
De Here zegt tot de kerken en de natiën: "Mijn engelen strijden altijd voor de  erfgenamen van de zaligheid, en voor hen die erfgenamen zullen worden. Ik  verander niet. Ik ben Dezelfde gisteren, vandaag en tot in eeuwigheid. Zoekt Mij  en Ik zal Mijn Geest op u uitstorten. Uw zonen en dochters zullen profeteren. Ik  zal grote dingen onder u doen".
Als u nog niet gered bent, neem alstublieft op dit moment de tijd ervoor om te  knielen voor de Here en Hem te vragen of Hij uw zonden wil vergeven en u tot  Zijn kind wil maken. Wat de kosten ook zijn, u zou nu de beslissing moeten nemen  om de hemel tot uw eeuwig tehuis te maken. De hel bestaat werkelijk en de hel is  verschrikkelijk.
***
27. Tot besluit
Ik wil u nog eens verzekeren dat de dingen die u in dit boek gelezen heeft de  waarheid zijn. De hel is een werkelijke brandende plaats vol folteringen. Maar  ik wil u tegelijkertijd vertellen dat de hemel eveneens waarlijk bestaat en uw  eeuwig tehuis kan zijn.
Als Gods dienstmaagd heb ik mijzelf overgegeven aan de leiding van de Here Jezus  Christus en heb deze dingen die Hij mij heeft laten zien en heeft verteld,  getrouw opgetekend.
Voor de beste resultaten zoudt u dit boek moeten lezen met uw Bijbel naast u en  hetgeen hier geschreven is in evenwicht brengen met de Heilige Schrift. Moge God  dit boek gebruiken tot Zijn glorie.
Mary Kathryn Baxter.
Openbaring 20:13-15
Mattheüs 10:28
Mattheüs 23:33
Jesaja 5:14
Lucas 16:20-31
Romeinen 10:9-10
Mattheüs 5:22
Spreuken 7:27
Spreuken 9:18
Lucas 12:5
Marcus 9:43-48
Jesaja 14:12-15
Psalm 9:17
1 Johannes 1:9
Over de schrijfster van dit boek
Mary Kathryn Baxter werd geboren in Chattannooga, Tennessee. Zij werd opgebracht  in het Huis van God. Terwijl zij nog jong was onderwees haar moeder haar over  Jezus Christus en Zijn behoudenis.
Kathryn werd wedergeboren toen zij 19 jaar was. Nadat zij de Here verscheidene  jaren had gediend is zij tijdelijk teruggevallen. De Geest van God wilde haar  echter niet loslaten en zij kwam terug en gaf haar leven opnieuw aan Christus.  Nu dient zij Hem nog altijd getrouw.
In het midden van de jaren zestig verhuisde zij met haar familie naar Detroit,  Michigan, waar zij tijdelijk heeft gewoond. Later verhuisde zij naar Belleville,  Michigan, waar zij visioenen van God begon te krijgen.
De voorgangers, leiders en heiligen van de Heer spreken met veel lof over haar  en haar bediening. De beweging van de Heilige Geest met demonstraties worden  gemanifesteerd in haar samenkomsten, want zij wordt geleid door de Geest van  God. Zij heeft de Here lief met haar gehele hart, verstand, ziel en kracht, en  verlangt boven alles om een zielenwinner voor Jezus Christus te zijn.
Kathryn is meer dan 25 jaar getrouwd met Bill Baxter. Zij hebben vier kinderen  en zes kleinkinderen, die haar helpen in haar bediening.
Zij is waarlijk een toegewijde dienstmaagd van de Here. Haar roeping ligt  bovenal op het terrein van dromen, visioenen en openbaringen. Zij werd  ingezegend als predikante in 1983 in de Volle Evangelie Kerk van God in Taylor,  Michigan. Tegenwoordig is haar bediening in de nationale Kerk van God in  Washington, D.C.
In 1976, terwijl zij in Belleville woonde, verscheen Jezus aan haar in  menselijke vorm, in dromen, visioenen en openbaringen. Sinds die tijd heeft zij  vele bezoeken van de Here gekregen. Gedurende die bezoeken heeft Hij haar de  diepten, de graden, de verschillende niveaus en de martelingen van de verloren  zielen in de hel laten zien. Zij heeft ook visioenen ontvangen van de hemel, de  periode van de grote verdrukking en de eindtijd.
Gedurende één periode in haar leven verscheen Jezus aan haar elke nacht, veertig  nachten lang. Hij vertelde haar dat deze boodschap voor de hele wereld is. 
 
Tidak ada komentar:
Posting Komentar